Branche bundelt krachten om onderhoud bruggen te versnellen

a7 onderhoud brug purmerend
Foto alleen ter illustratie. Werkzaamheden voor de versterking van de brug in de A7 bij Purmerend op 8 april 2024. ANP / Eva Plevier

Als infrabeheerders en aannemers zo blijven doorgaan, dan loopt Nederland in een niet zo verre toekomst vast. Dat is het idee achter een nieuwe samenwerking waarin tientallen grote aannemers en opdrachtgevers zoeken naar manieren om het onderhoud van wegen en kunstwerken te versnellen. Niet met een enkel asfaltmengsel of een stuk beton, maar met grote ideeën om het onderhoud van honderden objecten straks slimmer aan te pakken. Bart Brink, senior programmamanager bij TKI Bouw en Techniek, vertelt erover in een gesprek met Infrasite. 

Eerst even voorstellen. Brink werkt voor TKI Bouw en Techniek, een stichting die partijen in de bouw en infra bij elkaar brengt om vraagstukken voor de toekomst op te lossen. Een van die vraagstukken is de levensduurverlenging van de infrastructuur in Nederland. Tienduizenden kunstwerken moeten de komende decennia worden gerenoveerd of vervangen. De verwachting is dat dit op het huidige tempo niet gaat lukken. TKI Bouw en Techniek gelooft dat de snelheid en productiviteit in de bouw en infra met een factor van twee of drie omhoog moet.

De stichting wordt, als relatief nieuwe speler in de sector, steeds meer serieus genomen. Niet alleen in de branche, maar ook in de politiek. Zo stapte TKI Bouw en Techniek jaren geleden met tientallen bouwbedrijven, beheerders en andere marktpartijen naar de ministeries Den Haag om geld op te halen voor de versnelling. Afgelopen jaar kregen ze een toezegging van 100 miljoen euro uit het Nationale Groeifonds. 60 miljoen is al toegekend en 40 miljoen is voorlopig toegekend. Dit geld wordt de komende jaren gebruikt om te investeren in de innovatieprojecten van de partijen in het consortium ‘Toekomstbestendige leefomgeving’. Dat is een van de meerdere programma’s waar TKI Bouw en Techniek aan werkt.

Wat houden die programma’s in?

Niet zomaar elk programma krijgt een bijdrage. In het geval van het vraagstuk levensduurverlenging moet het ten eerste potentie hebben om de vervangings- en renovatieopgave in Nederland te versnellen. Bijvoorbeeld een methode om de constructieve veiligheid van objecten beter te beoordelen, en daarna dus alleen nog het nodige onderhoudswerk te hoeven doen. Brink: “Ten tweede zullen de ontwikkelde innovaties breed toepasbaar moeten zijn om impact te maken. Dit betekent bijvoorbeeld dat innovaties ontwikkeld in de programma’s zoveel mogelijk beschikbaar moeten zijn voor de gehele sector.”

Dat laatste is volgens hem een groot verschil ten opzichte van veel van de innovatieprojecten die al jaren plaatsvinden bij Rijkswaterstaat, bouwbedrijven en andere marktpartijen. “Vaak zijn het geïsoleerde initiatieven. Daardoor hebben we veel zogenaamde proof of concepts, maar blijft opschaling achterwege. Door in te zetten op schaalbare innovaties, proberen we dit te doorbreken.”

Hij wijst als voorbeeld op een van de vraagstukken die de partijen moeten gaan beantwoorden: hoe kunnen technologie en data worden gebruikt voor een betere en snellere constructieve beoordeling? “Het is een vraagstuk waar sommige beheerders al jaren op ‘eilandjes’ mee bezig zijn. Maar wij zoeken geen oplossing voor de constructieve beoordeling van een enkele brug van een enkele beheerder. Wij zoeken een oplossing voor honderden bruggen, waar nagenoeg alle aannemers en beheerders in Nederland mee kunnen werken, en waarbij het niet uitmaakt of de brug in Amsterdam, Drenthe of in een Rijksweg ligt.”

Iets wat niet in de praktijk ontstaat

Om die reden wordt binnen de programma’s en tussen de programma’s volop informatie gedeeld over proeftuinen, onderzoeken en andere nieuwe ontwikkelingen. Niet alleen door bouwbedrijven onderling, beheerders onderling of kennisinstellingen onderling, maar door al die verschillende soorten partijen, mét elkaar. Als een beheerder twijfelt of een idee praktisch uitvoerbaar is, dan kunnen de bouwbedrijven meekijken en feedback geven, legt Brink uit.

Het is natuurlijk geen nieuw idee, een bouwbedrijf en een beheerder die samen nadenken over een probleem. In de praktijk ontstaan veel innovaties precies op die manier, erkent Brink. Het verschil is volgens hem wel dat er in de praktijk vaak een duidelijke verhouding is tussen bouwbedrijven en beheerders, namelijk de verhouding van opdrachtgever en opdrachtnemer. Die verhouding kan innovatie remmen, zegt de programmamanager. “We streven ernaar dit te voorkomen. Het doel is ons te richten op die innovaties die niet ontstaan in de normale, projectmatige samenwerking tussen een opdrachtgever en opdrachtnemer.”

Twee voorbeelden van oplossingen

Wat zijn voorbeelden van projecten die wél een plek hebben in de programma’s? Zoals eerdergenoemd: het gebruik van data voor de constructieve beoordelingen van objecten. En dan niet voor twee kademuren langs de Amstel, maar voor honderden vergelijkbare constructies in de beheergebieden van verschillende gemeenten en provincies. Oftewel, het soort techniek dat niet zo snel door de samenwerking van een enkele opdrachtgever en opdrachtnemer zou ontstaan.

Een ander voorbeeld is het gebruik van digital twins, vertelt Brink. Dat zijn exacte digitale kopieën van fysieke systemen zoals bruggen of sluizen. Het idee is dat de digitale versie precies hetzelfde reageert op externe omstandigheden. Voer je op de computer in dat er een orkaan langs de brug trekt, dan krijg je op de computer te zien wat dat met de brug zou doen.

Het is een relatief nieuwe technologie die volgens Brink nog een weg moet vinden naar een groot deel van de bouw- en infrabranche in Nederland. “Hoewel er al een aantal goede voorbeelden zijn van digital twins, gebeurt de ontwikkeling nu nog vrij versnipperd. Daarom proberen we tot één uniforme aanpak te komen. Vervolgens wordt bekeken hoe de technologie kan worden gebruikt voor de levensduurverlengingsopgave.”

Ook zonder de inzet van de programma’s worden er met verloop van tijd ongetwijfeld oplossingen gevonden om de vervangings- en renovatieopgave te versnellen, gaat Brink verder. Maar hij en de partijen in de programma’s denken niet dat het snel genoeg zou gaan. “Het is geen opgave die we gaan oplossen met kleine stapjes. Er moet significant in geïnvesteerd worden. En daar wordt op deze manier aan gewerkt.” Infrasite vraagt Brink tot slot wat de mensen in de bouwkeet en op de bouwplaats gaan merken van de oplossing die het consortium ontwikkelt. “Als zij op den duur niet sneller kunnen werken, dan zouden wij hebben gefaald.”

Dag van de Infra

De vervangings- en renovatieopgave is een van de onderwerpen op de Dag van de Infra, een congres van Infrasite op 22 mei in het stadion van Sparta in Rotterdam. De wegenbouw is dit jaar het centrale thema. Sprekers uit de branche gaan in op manieren om als wegbeheerder of wegenbouwer met de opgave om te gaan. Op het programma staan ondere andere Pieter Ahsman (directeur van KWS Infra Rotterdam), Philip van Nieuwenhuizen (voorzitter MKB Infra) en ook Bart Brink van TKI Bouw en Techniek.

Naast de vervangings- en renovatieopgave draait het congres om andere vraagstukken die spelen in de wegenbouw: het soms stroeve aanbestedingslandschap, emissieloos bouwen, het personeelstekort en nachtwerk. Ga naar www.dagvandeinfra.nl om je in te schrijven en het congres te bezoeken.

Lees ook:

Auteur: Geert van der Klugt

Journalist en redacteur voor Infrasite.

Branche bundelt krachten om onderhoud bruggen te versnellen | Infrasite

Branche bundelt krachten om onderhoud bruggen te versnellen

a7 onderhoud brug purmerend
Foto alleen ter illustratie. Werkzaamheden voor de versterking van de brug in de A7 bij Purmerend op 8 april 2024. ANP / Eva Plevier

Als infrabeheerders en aannemers zo blijven doorgaan, dan loopt Nederland in een niet zo verre toekomst vast. Dat is het idee achter een nieuwe samenwerking waarin tientallen grote aannemers en opdrachtgevers zoeken naar manieren om het onderhoud van wegen en kunstwerken te versnellen. Niet met een enkel asfaltmengsel of een stuk beton, maar met grote ideeën om het onderhoud van honderden objecten straks slimmer aan te pakken. Bart Brink, senior programmamanager bij TKI Bouw en Techniek, vertelt erover in een gesprek met Infrasite. 

Eerst even voorstellen. Brink werkt voor TKI Bouw en Techniek, een stichting die partijen in de bouw en infra bij elkaar brengt om vraagstukken voor de toekomst op te lossen. Een van die vraagstukken is de levensduurverlenging van de infrastructuur in Nederland. Tienduizenden kunstwerken moeten de komende decennia worden gerenoveerd of vervangen. De verwachting is dat dit op het huidige tempo niet gaat lukken. TKI Bouw en Techniek gelooft dat de snelheid en productiviteit in de bouw en infra met een factor van twee of drie omhoog moet.

De stichting wordt, als relatief nieuwe speler in de sector, steeds meer serieus genomen. Niet alleen in de branche, maar ook in de politiek. Zo stapte TKI Bouw en Techniek jaren geleden met tientallen bouwbedrijven, beheerders en andere marktpartijen naar de ministeries Den Haag om geld op te halen voor de versnelling. Afgelopen jaar kregen ze een toezegging van 100 miljoen euro uit het Nationale Groeifonds. 60 miljoen is al toegekend en 40 miljoen is voorlopig toegekend. Dit geld wordt de komende jaren gebruikt om te investeren in de innovatieprojecten van de partijen in het consortium ‘Toekomstbestendige leefomgeving’. Dat is een van de meerdere programma’s waar TKI Bouw en Techniek aan werkt.

Wat houden die programma’s in?

Niet zomaar elk programma krijgt een bijdrage. In het geval van het vraagstuk levensduurverlenging moet het ten eerste potentie hebben om de vervangings- en renovatieopgave in Nederland te versnellen. Bijvoorbeeld een methode om de constructieve veiligheid van objecten beter te beoordelen, en daarna dus alleen nog het nodige onderhoudswerk te hoeven doen. Brink: “Ten tweede zullen de ontwikkelde innovaties breed toepasbaar moeten zijn om impact te maken. Dit betekent bijvoorbeeld dat innovaties ontwikkeld in de programma’s zoveel mogelijk beschikbaar moeten zijn voor de gehele sector.”

Dat laatste is volgens hem een groot verschil ten opzichte van veel van de innovatieprojecten die al jaren plaatsvinden bij Rijkswaterstaat, bouwbedrijven en andere marktpartijen. “Vaak zijn het geïsoleerde initiatieven. Daardoor hebben we veel zogenaamde proof of concepts, maar blijft opschaling achterwege. Door in te zetten op schaalbare innovaties, proberen we dit te doorbreken.”

Hij wijst als voorbeeld op een van de vraagstukken die de partijen moeten gaan beantwoorden: hoe kunnen technologie en data worden gebruikt voor een betere en snellere constructieve beoordeling? “Het is een vraagstuk waar sommige beheerders al jaren op ‘eilandjes’ mee bezig zijn. Maar wij zoeken geen oplossing voor de constructieve beoordeling van een enkele brug van een enkele beheerder. Wij zoeken een oplossing voor honderden bruggen, waar nagenoeg alle aannemers en beheerders in Nederland mee kunnen werken, en waarbij het niet uitmaakt of de brug in Amsterdam, Drenthe of in een Rijksweg ligt.”

Iets wat niet in de praktijk ontstaat

Om die reden wordt binnen de programma’s en tussen de programma’s volop informatie gedeeld over proeftuinen, onderzoeken en andere nieuwe ontwikkelingen. Niet alleen door bouwbedrijven onderling, beheerders onderling of kennisinstellingen onderling, maar door al die verschillende soorten partijen, mét elkaar. Als een beheerder twijfelt of een idee praktisch uitvoerbaar is, dan kunnen de bouwbedrijven meekijken en feedback geven, legt Brink uit.

Het is natuurlijk geen nieuw idee, een bouwbedrijf en een beheerder die samen nadenken over een probleem. In de praktijk ontstaan veel innovaties precies op die manier, erkent Brink. Het verschil is volgens hem wel dat er in de praktijk vaak een duidelijke verhouding is tussen bouwbedrijven en beheerders, namelijk de verhouding van opdrachtgever en opdrachtnemer. Die verhouding kan innovatie remmen, zegt de programmamanager. “We streven ernaar dit te voorkomen. Het doel is ons te richten op die innovaties die niet ontstaan in de normale, projectmatige samenwerking tussen een opdrachtgever en opdrachtnemer.”

Twee voorbeelden van oplossingen

Wat zijn voorbeelden van projecten die wél een plek hebben in de programma’s? Zoals eerdergenoemd: het gebruik van data voor de constructieve beoordelingen van objecten. En dan niet voor twee kademuren langs de Amstel, maar voor honderden vergelijkbare constructies in de beheergebieden van verschillende gemeenten en provincies. Oftewel, het soort techniek dat niet zo snel door de samenwerking van een enkele opdrachtgever en opdrachtnemer zou ontstaan.

Een ander voorbeeld is het gebruik van digital twins, vertelt Brink. Dat zijn exacte digitale kopieën van fysieke systemen zoals bruggen of sluizen. Het idee is dat de digitale versie precies hetzelfde reageert op externe omstandigheden. Voer je op de computer in dat er een orkaan langs de brug trekt, dan krijg je op de computer te zien wat dat met de brug zou doen.

Het is een relatief nieuwe technologie die volgens Brink nog een weg moet vinden naar een groot deel van de bouw- en infrabranche in Nederland. “Hoewel er al een aantal goede voorbeelden zijn van digital twins, gebeurt de ontwikkeling nu nog vrij versnipperd. Daarom proberen we tot één uniforme aanpak te komen. Vervolgens wordt bekeken hoe de technologie kan worden gebruikt voor de levensduurverlengingsopgave.”

Ook zonder de inzet van de programma’s worden er met verloop van tijd ongetwijfeld oplossingen gevonden om de vervangings- en renovatieopgave te versnellen, gaat Brink verder. Maar hij en de partijen in de programma’s denken niet dat het snel genoeg zou gaan. “Het is geen opgave die we gaan oplossen met kleine stapjes. Er moet significant in geïnvesteerd worden. En daar wordt op deze manier aan gewerkt.” Infrasite vraagt Brink tot slot wat de mensen in de bouwkeet en op de bouwplaats gaan merken van de oplossing die het consortium ontwikkelt. “Als zij op den duur niet sneller kunnen werken, dan zouden wij hebben gefaald.”

Dag van de Infra

De vervangings- en renovatieopgave is een van de onderwerpen op de Dag van de Infra, een congres van Infrasite op 22 mei in het stadion van Sparta in Rotterdam. De wegenbouw is dit jaar het centrale thema. Sprekers uit de branche gaan in op manieren om als wegbeheerder of wegenbouwer met de opgave om te gaan. Op het programma staan ondere andere Pieter Ahsman (directeur van KWS Infra Rotterdam), Philip van Nieuwenhuizen (voorzitter MKB Infra) en ook Bart Brink van TKI Bouw en Techniek.

Naast de vervangings- en renovatieopgave draait het congres om andere vraagstukken die spelen in de wegenbouw: het soms stroeve aanbestedingslandschap, emissieloos bouwen, het personeelstekort en nachtwerk. Ga naar www.dagvandeinfra.nl om je in te schrijven en het congres te bezoeken.

Lees ook:

Auteur: Geert van der Klugt

Journalist en redacteur voor Infrasite.