EIB Bouwconjunctuur april 2006

Amsterdam – Het oordeel over de omvang van het onderhanden werk is in alle sectoren van de bouwnijverheid in april 2006 positief, veel positiever dan voorgaande maanden. In maart 2006 was dit oordeel voor de bedrijven in de utiliteitsbouw en in de grond-, water- en wegenbouw zelfs nog negatief.

Dit constateert het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid in de conjunctuurmeting over de maand april 2006.

De omvang van de orderportefeuille in de woningbouw is met 0,1 maand geslonken tot 9,0 maanden. In de utiliteitsbouw nam de orderportefeuille met 0,3 maand toe tot 7,2 maanden.

In de gww is de orderportefeuille met 0,1 maand gegroeid tot 5,5 maanden. Dit komt geheel voor rekening voor de grond- en waterbouw; hier nam de orderportefeuille met 0,2 maand toe tot 5,6 maanden.

Per saldo geeft een meerderheid van de bedrijven aan, dat zij het onderhanden werk als groot beoordelen. In vergelijking met maart is dit saldo gestegen van 2 naar 11 procent.

In de utiliteitsbouw gaf 11% van de bedrijven aan hinder te hebben ondervonden bij de voortgang van de werkzaamheden als gevolg van slecht weer. Dit is in deze subsector dan ook de grootste stagnatieoorzaak. In de overige (sub)sectoren werd het uitblijven van orders als belangrijkste stagnatieoorzaak genoemd. In vergelijking met een jaar geleden is het aandeel van de bedrijven die deze stagnatieoorzaak melden wel meer dan gehalveerd.

Bijna een kwart van de bouwbedrijven verwacht de komende maanden uit te breiden; slechts 1% denkt aan een inkrimping van het aantal personeelsleden. Het meest optimistisch over de werkgelegenheid zijn de wegenbouwbedrijven; 37% van deze bedrijven verwacht een groei van het personeelsbestand, terwijl geen enkel bedrijf verwacht dat zij personeel zullen moeten laten gaan.

Ook in hun oordeel over de te verwachte prijsontwikkeling zijn de bedrijven in de wegenbouw het meest positief. Maar liefst 62% van de bedrijven in deze sector denkt dat afzetprijzen de komende periode zullen stijgen; slechts 1% denkt aan een daling van de prijzen. In de b&u verwacht ruim 30% van bedrijven dat de prijzen zullen stijgen; geen enkel b&u-bedrijf verwacht een prijsdaling.


Deze gegevens blijken uit de conjunctuurmeting in de bouwnijverheid van april 2006 van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid. Deze meting wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Aan de conjunctuurmeting verlenen ruim 400 hoofdaannemingsbedrijven met meer dan tien personeelsleden hun medewerking.


U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

EIB Bouwconjunctuur april 2006 | Infrasite

EIB Bouwconjunctuur april 2006

Amsterdam – Het oordeel over de omvang van het onderhanden werk is in alle sectoren van de bouwnijverheid in april 2006 positief, veel positiever dan voorgaande maanden. In maart 2006 was dit oordeel voor de bedrijven in de utiliteitsbouw en in de grond-, water- en wegenbouw zelfs nog negatief.

Dit constateert het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid in de conjunctuurmeting over de maand april 2006.

De omvang van de orderportefeuille in de woningbouw is met 0,1 maand geslonken tot 9,0 maanden. In de utiliteitsbouw nam de orderportefeuille met 0,3 maand toe tot 7,2 maanden.

In de gww is de orderportefeuille met 0,1 maand gegroeid tot 5,5 maanden. Dit komt geheel voor rekening voor de grond- en waterbouw; hier nam de orderportefeuille met 0,2 maand toe tot 5,6 maanden.

Per saldo geeft een meerderheid van de bedrijven aan, dat zij het onderhanden werk als groot beoordelen. In vergelijking met maart is dit saldo gestegen van 2 naar 11 procent.

In de utiliteitsbouw gaf 11% van de bedrijven aan hinder te hebben ondervonden bij de voortgang van de werkzaamheden als gevolg van slecht weer. Dit is in deze subsector dan ook de grootste stagnatieoorzaak. In de overige (sub)sectoren werd het uitblijven van orders als belangrijkste stagnatieoorzaak genoemd. In vergelijking met een jaar geleden is het aandeel van de bedrijven die deze stagnatieoorzaak melden wel meer dan gehalveerd.

Bijna een kwart van de bouwbedrijven verwacht de komende maanden uit te breiden; slechts 1% denkt aan een inkrimping van het aantal personeelsleden. Het meest optimistisch over de werkgelegenheid zijn de wegenbouwbedrijven; 37% van deze bedrijven verwacht een groei van het personeelsbestand, terwijl geen enkel bedrijf verwacht dat zij personeel zullen moeten laten gaan.

Ook in hun oordeel over de te verwachte prijsontwikkeling zijn de bedrijven in de wegenbouw het meest positief. Maar liefst 62% van de bedrijven in deze sector denkt dat afzetprijzen de komende periode zullen stijgen; slechts 1% denkt aan een daling van de prijzen. In de b&u verwacht ruim 30% van bedrijven dat de prijzen zullen stijgen; geen enkel b&u-bedrijf verwacht een prijsdaling.


Deze gegevens blijken uit de conjunctuurmeting in de bouwnijverheid van april 2006 van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid. Deze meting wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Aan de conjunctuurmeting verlenen ruim 400 hoofdaannemingsbedrijven met meer dan tien personeelsleden hun medewerking.


U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Neem nu een Infrasite Premium abonnement voor € 12,- per maand.

ABONNEREn