Rechter, rechtbank. Foto: iStock / Andrey Popov

Zeer lage inschrijfprijs geen bezwaar voor gunnen infra-onderhoud

Rechter, rechtbank. Foto: iStock / Andrey Popov (onbeperkt gebruik)

Een zeer lage inschrijfprijs op een aanbesteding voor het onderhoud van groene en grijze infrastructuur is geen reden om het werk niet aan de partij in kwestie te gunnen. Rijkswaterstaat heeft de inschrijfprijs voldoende onderzocht om te kunnen inschatten of het werk daarvoor kan worden gedaan. Dat oordeelt de rechter in een kort geding dat was aangespannen door één van de verliezende inschrijvers.

De opdracht in kwestie betreft het meerjarig in stand houden van groene en grijze infrastructuur in het noorden van Nederland. De aanbesteding vond plaats met een concurrentiegerichte dialoog ‘light’ en het werk wordt uitgevoerd op basis van een prestatiecontract. De inschrijvingen zijn op prijs en kwaliteit beoordeeld. De inschrijfprijs moest realistisch en in verhouding tot het uit te voeren werk zijn. Uiteindelijk schreven vier partijen in. Daarbij valt op dat de laagste inschrijfprijs ruim 19 miljoen euro bedroeg. De andere partijen schreven met respectievelijk ongeveer 35, 43 en 45 miljoen euro in.

Eis: gunning intrekken

Rijkswaterstaat gunde het werk aan het bedrijf met de laagste inschrijfprijs. Een van de verliezende deelnemers, een aannemerscombinatie, spande daarop een kort geding aan. Daarin werd geëist dat RWS de gunning aan de winnende partij zou intrekken en het werk alsnog zou gunnen aan de combinatie. Die vindt de “extreem lage inschrijvingssom” niet realistisch of in verhouding tot het werk dat moet worden gedaan. Dat idee wordt nog versterkt doordat de inschrijvingen op kwaliteit redelijk gelijk beoordeeld zijn.

Anders gezegd: dat de winnende partij voor 19 miljoen hetzelfde kan leveren als de verliezende partij voor 34 miljoen euro, dat wil er bij die laatste niet in. En omdat de verschillen met de andere inschrijvers zo groot zijn, is Rijkswaterstaat verplicht om de inschrijfprijs van de winnende aannemer te onderzoeken. Dat is volgens de combinatie niet voldoende gebeurd. Die neemt geen genoegen met de (onderbouwing van de) door RWS uitgevoerde controle en stelt dat daardoor ten opzichte van de verliezende partijen onrechtmatig is gehandeld.

Controle inschrijfprijs beter onderbouwen

In de zaak gaat het om de vraag of Rijkswaterstaat voldoende onderzocht heeft of het werk echt uitgevoerd kan worden voor in verhouding zo weinig geld. De aannemerscombinatie wil extra uitleg over de controle van RWS en probeerde het betoog te onderbouwen met een onderzoek door een onafhankelijke expert. Die concludeerde dat de lage inschrijfprijs ver onder de grens ligt van het bedrag dat voor deze grote opdracht nog als realistisch kan worden gezien. Daarom zou RWS beter moet toelichten waarom voor de winnende partij is gekozen.

Maar de rechter gaat daar niet in mee. RWS heeft namelijk uitgebreid toegelicht hoe de inschrijfprijzen zijn gecontroleerd. Zo heeft er een kostendeskundige van de Staat naar gekeken. Op basis van die analyse is de inschrijvingssom van 19 miljoen euro punt voor punt bestudeerd. RWS heeft er ook vragen over gesteld aan het bedrijf in kwestie. Die antwoorden zijn weer door verschillende deskundigen beoordeeld, waarna er gesprekken met de betrokken partijen zijn gevoerd.

Daarbij heeft de inschrijver alles naar tevredenheid van de opdrachtgever onderbouwd en toegelicht. En dat leidt RWS tot de conclusie dat het werk prima voor die ongeveer 19 miljoen euro kan worden gedaan. Daarbij telt mee dat in de winnende inschrijving verschillende maatregelen staan die de prijs flink drukken.

Prestatiecontract biedt ruimte voor eigen invulling

De rechter vindt dan ook dat RWS wel degelijk voldoende heeft onderbouwd waarom deze inschrijfprijs realistisch is en in verhouding tot het uit te voeren werk staat. Er is verder geen reden om aan te nemen dat de 34 miljoen waarvoor de combinatie het werk denkt te kunnen doen maatgevend is. Des te meer omdat hier sprake is van een prestatiecontract, waarbij er ruimte is voor bedrijven om in te vullen hoe ze de opdracht willen uitvoeren. De manier waarop ze dat doen, kan enorme gevolgen voor de kosten hebben, of voor de verhouding tussen kwaliteit en prijs in de inschrijving. RWS wijst er in dat verband nog op dat de fictieve inschrijfprijzen, dus de optelsom van prijs en kwaliteit, van deze twee partijen vrij dicht bij elkaar liggen met 33,5 en 38 miljoen euro.

Er is wat de rechter betreft dus geen reden om de uitkomst het onderzoek naar de inschrijfprijzen in twijfel te trekken. En daarmee vervalt ook het argument om de gunning in te trekken of te veranderen.

Lees ook onze andere artikelen over aanbesteden, waaronder:

Auteur: Vincent Krabbendam

Zeer lage inschrijfprijs geen bezwaar voor gunnen infra-onderhoud | Infrasite
Rechter, rechtbank. Foto: iStock / Andrey Popov

Zeer lage inschrijfprijs geen bezwaar voor gunnen infra-onderhoud

Rechter, rechtbank. Foto: iStock / Andrey Popov (onbeperkt gebruik)

Een zeer lage inschrijfprijs op een aanbesteding voor het onderhoud van groene en grijze infrastructuur is geen reden om het werk niet aan de partij in kwestie te gunnen. Rijkswaterstaat heeft de inschrijfprijs voldoende onderzocht om te kunnen inschatten of het werk daarvoor kan worden gedaan. Dat oordeelt de rechter in een kort geding dat was aangespannen door één van de verliezende inschrijvers.

De opdracht in kwestie betreft het meerjarig in stand houden van groene en grijze infrastructuur in het noorden van Nederland. De aanbesteding vond plaats met een concurrentiegerichte dialoog ‘light’ en het werk wordt uitgevoerd op basis van een prestatiecontract. De inschrijvingen zijn op prijs en kwaliteit beoordeeld. De inschrijfprijs moest realistisch en in verhouding tot het uit te voeren werk zijn. Uiteindelijk schreven vier partijen in. Daarbij valt op dat de laagste inschrijfprijs ruim 19 miljoen euro bedroeg. De andere partijen schreven met respectievelijk ongeveer 35, 43 en 45 miljoen euro in.

Eis: gunning intrekken

Rijkswaterstaat gunde het werk aan het bedrijf met de laagste inschrijfprijs. Een van de verliezende deelnemers, een aannemerscombinatie, spande daarop een kort geding aan. Daarin werd geëist dat RWS de gunning aan de winnende partij zou intrekken en het werk alsnog zou gunnen aan de combinatie. Die vindt de “extreem lage inschrijvingssom” niet realistisch of in verhouding tot het werk dat moet worden gedaan. Dat idee wordt nog versterkt doordat de inschrijvingen op kwaliteit redelijk gelijk beoordeeld zijn.

Anders gezegd: dat de winnende partij voor 19 miljoen hetzelfde kan leveren als de verliezende partij voor 34 miljoen euro, dat wil er bij die laatste niet in. En omdat de verschillen met de andere inschrijvers zo groot zijn, is Rijkswaterstaat verplicht om de inschrijfprijs van de winnende aannemer te onderzoeken. Dat is volgens de combinatie niet voldoende gebeurd. Die neemt geen genoegen met de (onderbouwing van de) door RWS uitgevoerde controle en stelt dat daardoor ten opzichte van de verliezende partijen onrechtmatig is gehandeld.

Controle inschrijfprijs beter onderbouwen

In de zaak gaat het om de vraag of Rijkswaterstaat voldoende onderzocht heeft of het werk echt uitgevoerd kan worden voor in verhouding zo weinig geld. De aannemerscombinatie wil extra uitleg over de controle van RWS en probeerde het betoog te onderbouwen met een onderzoek door een onafhankelijke expert. Die concludeerde dat de lage inschrijfprijs ver onder de grens ligt van het bedrag dat voor deze grote opdracht nog als realistisch kan worden gezien. Daarom zou RWS beter moet toelichten waarom voor de winnende partij is gekozen.

Maar de rechter gaat daar niet in mee. RWS heeft namelijk uitgebreid toegelicht hoe de inschrijfprijzen zijn gecontroleerd. Zo heeft er een kostendeskundige van de Staat naar gekeken. Op basis van die analyse is de inschrijvingssom van 19 miljoen euro punt voor punt bestudeerd. RWS heeft er ook vragen over gesteld aan het bedrijf in kwestie. Die antwoorden zijn weer door verschillende deskundigen beoordeeld, waarna er gesprekken met de betrokken partijen zijn gevoerd.

Daarbij heeft de inschrijver alles naar tevredenheid van de opdrachtgever onderbouwd en toegelicht. En dat leidt RWS tot de conclusie dat het werk prima voor die ongeveer 19 miljoen euro kan worden gedaan. Daarbij telt mee dat in de winnende inschrijving verschillende maatregelen staan die de prijs flink drukken.

Prestatiecontract biedt ruimte voor eigen invulling

De rechter vindt dan ook dat RWS wel degelijk voldoende heeft onderbouwd waarom deze inschrijfprijs realistisch is en in verhouding tot het uit te voeren werk staat. Er is verder geen reden om aan te nemen dat de 34 miljoen waarvoor de combinatie het werk denkt te kunnen doen maatgevend is. Des te meer omdat hier sprake is van een prestatiecontract, waarbij er ruimte is voor bedrijven om in te vullen hoe ze de opdracht willen uitvoeren. De manier waarop ze dat doen, kan enorme gevolgen voor de kosten hebben, of voor de verhouding tussen kwaliteit en prijs in de inschrijving. RWS wijst er in dat verband nog op dat de fictieve inschrijfprijzen, dus de optelsom van prijs en kwaliteit, van deze twee partijen vrij dicht bij elkaar liggen met 33,5 en 38 miljoen euro.

Er is wat de rechter betreft dus geen reden om de uitkomst het onderzoek naar de inschrijfprijzen in twijfel te trekken. En daarmee vervalt ook het argument om de gunning in te trekken of te veranderen.

Lees ook onze andere artikelen over aanbesteden, waaronder:

Auteur: Vincent Krabbendam