In februari is de werkvoorraad in de totale bouwnijverheid met twee tiende maand afgenomen ten opzichte van januari en kwam uit op 9,7 maanden werk. Deze daling staat los van de coronacrisis die in deze periode nog geen rol speelde.

De orderportefeuilles in de utiliteitsbouw namen met drie tiende maand af tot 9,8 maanden werk. Bij woningbouwbedrijven nam de werkvoorraad af met één tiende maand en kwam uit op 9,8 maanden werk. Per saldo daalde de werkvoorraad bij bedrijven in de burgerlijke- en utiliteitsbouw met twee tiende maand en kwam uit op 11,4 maanden werk.

In de grond-, water- en wegenbouw daalde de orderportefeuilles met één tiende maand tot 6,6 maanden werk. De werkvoorraad daalde in de grond en waterbouw naar 7,7 maanden werk, een afname van twee tiende maand. In de wegenbouw lag de werkvoorraad voor de vierde maand op rij op 5,7 maanden werk.

Eén op de drie bedrijven geeft in februari aan stagnatie te ondervinden in onderhanden werk. Bij b&u-bedrijven zijn problemen als gevolg van PFAS/PAS de belangrijkste oorzaak voor stagnatie. Voor gww-bedrijven is een gebrek aan orders de belangrijkste reden voor stagnatie.

De productie is in de afgelopen drie maanden bij bijna een kwart van de bedrijven afgenomen, terwijl de productie bij één op de tien bedrijven is toegenomen. In februari beoordeelde drie op de twintig bedrijven hun huidige orderpositie als groot; dit is ongeveer gelijk aan het aantal bedrijven dat hun orderpositie als klein beoordeelde.

Dit blijkt uit de conjunctuurmeting in de bouwnijverheid van maart 2020 van het Economisch Instituut voor de Bouw. Deze meting wordt uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Aan de conjunctuurmeting verlenen ongeveer 225 hoofdaannemingsbedrijven met meer dan tien personeelsleden hun medewerking.