Groepsrisico
Het groepsrisico is een term uit de normering voor Externe veiligheid
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Groepsrisico
beschouwt de aanvaardbaarheid van grote rampen met een kleine kans van optreden.
Het groepsrisico wordt bepaald door de cumulatieve kans per kilometer per jaar dat in
één keer een groep van ten minste een bepaalde grootte zal overlijden als gevolg van
een ongeval tijdens de beschouwde activiteit.
Het groepsrisico (GR) wordt gepresenteerd in een figuur (fN-curve) waarin het aantal
slachtoffers (N) wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans op ongevallen met dit aantal
slachtoffers. Strikt genomen is er van groepsrisico sprake als er door een incident
gelijktijdig 10 of meer mensen kunnen overlijden. In de praktijk worden in GRberekeningen
ook lagere slachtofferaantallen meegenomen.
Voor transportroutes wordt het groepsrisico gepresenteerd voor routes (of routedelen)
met een lengte van 1 kilometer. De oriënterende waarde is een maximum aantal van
10 slachtoffers bij een frequentie van optreden van 10^-4^ per jaar en een maximum
aantal van 100 slachtoffers bij een frequentie van optreden van 10^-6^ per jaar.
In de circulaire RNVGS is opgenomen dat bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde
en/of een toename van het groepsrisico een verantwoording van het groepsrisico
nodig is. Bij de verantwoording van het groepsrisico is het nodig, dat wordt aangegeven
hoe hoog het groepsrisico is en in welke mate dit verandert ten gevolge van de
voorgestelde ontwikkeling, wat de personendichtheid in het invloedsgebied is, wat de
mogelijkheden zijn voor de beperking van het risico, de zelfredzaamheid en hulpverlening
in geval een calamiteit daadwerkelijk optreedt. Tevens moet worden aangegeven
welke alternatieven er zijn: wat zijn de voor- en nadelen van andere ruimtelijke
ontwikkelingen.
Toetsingkader
Voor de verantwoording van het groepsrisico is een concept-handreiking beschikbaar
(”Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, J. van der Schaaf e.a.
conceptrapport min. BZK en min. VROM, augustus 2004_) en het Toetsingskader Externe Veiligheid (_Toetsingskader externe veiligheid spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht,
T. Wiersma, M. Molag, J.W. Ekelenkamp, TNO-rapport R2004/105”). In dit toetsingskader wordt invulling
gegeven aan de lokale verantwoordingsplicht. De criteria Zelfredzaamheid (= mogelijkheid
van de aanwezigen om zichzelf in veiligheid te brengen), Beheersbaarheid (=
mogelijkheden hulpverlening) en Resteffect (= gevolgen van de calamiteit) worden in
de toetsingskader verder uitgewerkt. Deze criteria spelen een belangrijke rol in de
verantwoording van het groepsrisico. Bij toepassen van het Toetsingskader speelt het
identificeren en kwalificeren van de mogelijke risicoreducerende maatregelen een
belangrijke rol.
Eerste versie geschreven door: Carsten Busch