A2 Den Bosch. Foto: Ivo Ketelaar Fotografie

Klimaatverandering vergroot kans op schade aan infrastructuur

Foto: Ivo Ketelaar Fotografie

Door droogte, hitte, stormen of hevige neerslag als gevolg van klimaatverandering neemt de kans op schade aan infrastructuur toe. Ook het gebruik ervan zal door klimaatverandering veranderen. Om groot en duur herstel te voorkomen, is grootschalige renovatie en vervanging nodig. Dat schrijft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in het rapport ‘Klimaatverandering en het mobiliteitssysteem.

Het onderzoek richt zich op de vraag wat de invloed van klimaatverandering op het mobiliteitssysteem is en welke maatregelen er mogelijk zijn om die gevolgen te beperken. Het veranderende klimaat kent de thema’s droogte, wateroverlast, hitte, storm & onweer en overstromingen. Lijninfrastructuur – hoofdwegen, spoorwegen en hoofdvaarwegen – is gevoelig voor de negatieve effecten van die vijf thema’s. Zo kan een weg of spoor ongelijk zakken door droogte, of kan een wegtalud instabiel worden als gevolg van extreme neerslag. De kans op zulke negatieve effecten op infrastructuur en het gebruik ervan neemt in een toekomstig klimaat toe.

Kosten voor herstel

Het KiM komt voor de lijninfrastructuur tot diverse conclusies. Die zijn mede gebaseerd op stresstests die zijn uitgevoerd door de beheerders, meestal Rijkswaterstaat of ProRail. Ongelijke zakking van wegen door droogte is een relatief groot risico, gekeken naar de kans dat het gebeurt en de kosten voor herstel. Met name bij wegen in het noorden en westen van Nederland is dit risico groot.

Voor vaarwegen is droogte in combinatie met bodemerosie het grootste risico, omdat dit ze minder goed bevaarbaar maakt. Bij spoorwegen is er geen negatief effect dat er ten opzichte van andere effecten bovenuit springt. Knoopinfrastructuur (zee- en luchthavens) kampen met dezelfde klimaatgevoeligheden als lijninfrastructuur, al was met maar omdat weg, vaarweg en spoor op die knooppunten samenkomen.

Er zijn diverse maatregelen die de negatieve effecten van klimaatverandering op infrastructuur kunnen beperken. Wat het beste werkt, verschilt per effect en soort infrastructuur. Groot en duur herstel kan soms worden voorkomen door intensief en vooraf gepland behoud en beheer. Het goed onderhouden van asfalt is daar een voorbeeld van. Maar, zo stelt het KiM: veel vaker is er renovatie en vervanging op grote schaal nodig.

Omrijden, uitstellen of thuis blijven

Zoals gezegd zijn de effecten van een veranderend klimaat er niet alleen voor de infrastructuur zelf, maar ook voor het gebruik ervan en de activiteiten die erop plaatsvinden. Van die twee zijn veranderingen in het gebruik het meest waarschijnlijk. Omrijden, een andere vervoerwijze kiezen, vaker reizen met minder lading per keer, de reis uitstellen of zelfs afstellen zijn dan de meest voor de hand liggende veranderingen. In de praktijk zal er tussen die opties een afweging worden gemaakt door de gebruikers van de verschillende soorten infrastructuur. Zo is omrijden op de weg met name bij lokale beperkingen een optie, net als de reis niet maken als er zwaar weer op komst is. Voor treinreizigers zijn er al minder mogelijkheden tot omreizen en voor goederenvervoer over spoor- en vaarwegen is die mogelijkheid er over het algemeen niet.

Zeespiegelstijging

Tot slot is er nog de invloed van de stijging van zeespiegel op het mobiliteitssysteem. Deltares heeft vier adaptatiestrategieën ontwikkeld om met grote zeespiegelstijging om te gaan. Twee richten zich op het beter beschermen van de huidige kust, één gaat uit van het zeewaarts bewegen met nieuwe eilanden en één strategie is gericht op meebewegen. Dat laatste is het ophogen van gebieden (terpen), het drijvend maken van bebouwing en infrastructuur en het migreren van de bevolking naar hoger gelegen delen van het land.

De effecten verschillen sterk per strategie, stelt het KiM. Bij beschermen verandert er minder aan de ruimtelijke inrichting van Nederland dan bij zeewaarts en meebewegen. De keuze voor zeewaarts kan vragen om nieuwe bruggen en dijken, alsmede zee- en luchthavens. Meebewegen kan leiden tot meer verplaatsingen over water, maar ook tot de aanleg van bruggen tussen terpen. En bij de migratie naar hogere delen van het land wordt daar de bebouwingdichtheid groter en komt er meer vraag naar infrastructuur en mobiliteit.

Lees ook:

Auteur: Vincent Krabbendam

Klimaatverandering vergroot kans op schade aan infrastructuur | Infrasite
A2 Den Bosch. Foto: Ivo Ketelaar Fotografie

Klimaatverandering vergroot kans op schade aan infrastructuur

Foto: Ivo Ketelaar Fotografie

Door droogte, hitte, stormen of hevige neerslag als gevolg van klimaatverandering neemt de kans op schade aan infrastructuur toe. Ook het gebruik ervan zal door klimaatverandering veranderen. Om groot en duur herstel te voorkomen, is grootschalige renovatie en vervanging nodig. Dat schrijft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in het rapport ‘Klimaatverandering en het mobiliteitssysteem.

Het onderzoek richt zich op de vraag wat de invloed van klimaatverandering op het mobiliteitssysteem is en welke maatregelen er mogelijk zijn om die gevolgen te beperken. Het veranderende klimaat kent de thema’s droogte, wateroverlast, hitte, storm & onweer en overstromingen. Lijninfrastructuur – hoofdwegen, spoorwegen en hoofdvaarwegen – is gevoelig voor de negatieve effecten van die vijf thema’s. Zo kan een weg of spoor ongelijk zakken door droogte, of kan een wegtalud instabiel worden als gevolg van extreme neerslag. De kans op zulke negatieve effecten op infrastructuur en het gebruik ervan neemt in een toekomstig klimaat toe.

Kosten voor herstel

Het KiM komt voor de lijninfrastructuur tot diverse conclusies. Die zijn mede gebaseerd op stresstests die zijn uitgevoerd door de beheerders, meestal Rijkswaterstaat of ProRail. Ongelijke zakking van wegen door droogte is een relatief groot risico, gekeken naar de kans dat het gebeurt en de kosten voor herstel. Met name bij wegen in het noorden en westen van Nederland is dit risico groot.

Voor vaarwegen is droogte in combinatie met bodemerosie het grootste risico, omdat dit ze minder goed bevaarbaar maakt. Bij spoorwegen is er geen negatief effect dat er ten opzichte van andere effecten bovenuit springt. Knoopinfrastructuur (zee- en luchthavens) kampen met dezelfde klimaatgevoeligheden als lijninfrastructuur, al was met maar omdat weg, vaarweg en spoor op die knooppunten samenkomen.

Er zijn diverse maatregelen die de negatieve effecten van klimaatverandering op infrastructuur kunnen beperken. Wat het beste werkt, verschilt per effect en soort infrastructuur. Groot en duur herstel kan soms worden voorkomen door intensief en vooraf gepland behoud en beheer. Het goed onderhouden van asfalt is daar een voorbeeld van. Maar, zo stelt het KiM: veel vaker is er renovatie en vervanging op grote schaal nodig.

Omrijden, uitstellen of thuis blijven

Zoals gezegd zijn de effecten van een veranderend klimaat er niet alleen voor de infrastructuur zelf, maar ook voor het gebruik ervan en de activiteiten die erop plaatsvinden. Van die twee zijn veranderingen in het gebruik het meest waarschijnlijk. Omrijden, een andere vervoerwijze kiezen, vaker reizen met minder lading per keer, de reis uitstellen of zelfs afstellen zijn dan de meest voor de hand liggende veranderingen. In de praktijk zal er tussen die opties een afweging worden gemaakt door de gebruikers van de verschillende soorten infrastructuur. Zo is omrijden op de weg met name bij lokale beperkingen een optie, net als de reis niet maken als er zwaar weer op komst is. Voor treinreizigers zijn er al minder mogelijkheden tot omreizen en voor goederenvervoer over spoor- en vaarwegen is die mogelijkheid er over het algemeen niet.

Zeespiegelstijging

Tot slot is er nog de invloed van de stijging van zeespiegel op het mobiliteitssysteem. Deltares heeft vier adaptatiestrategieën ontwikkeld om met grote zeespiegelstijging om te gaan. Twee richten zich op het beter beschermen van de huidige kust, één gaat uit van het zeewaarts bewegen met nieuwe eilanden en één strategie is gericht op meebewegen. Dat laatste is het ophogen van gebieden (terpen), het drijvend maken van bebouwing en infrastructuur en het migreren van de bevolking naar hoger gelegen delen van het land.

De effecten verschillen sterk per strategie, stelt het KiM. Bij beschermen verandert er minder aan de ruimtelijke inrichting van Nederland dan bij zeewaarts en meebewegen. De keuze voor zeewaarts kan vragen om nieuwe bruggen en dijken, alsmede zee- en luchthavens. Meebewegen kan leiden tot meer verplaatsingen over water, maar ook tot de aanleg van bruggen tussen terpen. En bij de migratie naar hogere delen van het land wordt daar de bebouwingdichtheid groter en komt er meer vraag naar infrastructuur en mobiliteit.

Lees ook:

Auteur: Vincent Krabbendam