Raad van State doet Uitspraak over het Tracébesluit A27/A1

Foto: Ivo Ketelaar

Uitspraak over het ‘Tracébesluit A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord-Knooppunt Eemnes-Aansluiting Bunschoten-Spakenburg’ dat de minister van Infrastructuur en Milieu heeft vastgesteld.

Het tracébesluit regelt de verbreding van beide rijkswegen om meer ruimte aan het verkeer te bieden en files te verminderen. Op de A27 worden op drie plekken extra rijstroken aangelegd: tussen de aansluitingen Utrecht-Noord en Bilthoven, tussen de aansluiting Bilthoven en knooppunt Eemnes en tussen de aansluiting Utrecht-Noord en knooppunt Eemnes. Op de A1 worden ook extra rijstroken aangelegd, onder meer bij het knooppunt Eemnes op de zuidelijke verbindingsboog, die de A27 verbindt met de A1 richting Amersfoort.

Tegen het tracébesluit zijn 22 bezwaarmakers in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bewonerscollectief Buurtschap Nieuwe Wetering, Stop Geluidhinder Maartensdijk en een aantal omwonenden vinden dat de verbreding van de A27 en A1 samen met de Ring Utrecht had moeten worden beoordeeld vanwege de gevolgen voor de (woon)omgeving. Ook is volgens hen uitgegaan van een te laag aantal verkeersbewegingen, waardoor ook de geluidsbelasting is onderschat. Verder zou het luchtkwaliteitsrapport zijn verouderd. Enkele bezwaarmakers merken op dat het tracébesluit ten oosten van de A27 bij Hollandsche Rading in een ander geluidscherm voorziet dan waarvan in het akoestisch onderzoek is uitgegaan. Ze vrezen dat het geluidscherm in het tracébesluit niet dezelfde bescherming biedt als het geluidscherm in het akoestisch onderzoek. Een inwoonster van Groenekan is bang dat het geluidscherm naast een verzorgingsplaats aan de A27 het geluid van het spoor weerkaatst, waardoor ze meer geluidsoverlast zal ervaren. Stichting Baarnse IJsbanen en Vereniging Fiets Cross Club The Wheely’s zijn het niet eens met de geluidschermen op de A1 langs de ijsbaan en de fietscrossbaan. Beide vrezen dat hun terreinen minder zichtbaar zullen zijn vanaf de snelweg. Wheely’s vreest voor haar voortbestaan, omdat in 2013 juist fors is geïnvesteerd in de crossbaan. De ijsbaan vindt dat de minister had moeten kiezen voor transparante geluidschermen op de A1. In juni 2015 deed de Afdeling bestuursrechtspraak een zogenoemde tussenuitspraak in deze zaak. Die uitspraak met zaaknummer 201408570/1 staat op de website. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak moest de minister beter motiveren dat het geluidscherm aan de oostkant van de A27 bij Hollandsche Rading “uit akoestisch oogpunt gelijkwaardig is aan het geluidscherm waarvan het akoestisch onderzoek uitgaat”. Ook moest de minister beter motiveren dat bij de woning van een van de bezwaarmakers geen onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan door reflectie van spoorweggeluid door het geluidscherm in de buurt van zijn woning. In plaats van het tracébesluit beter te motiveren, mocht de minister het tracébesluit ook wijzigen. De minister kreeg zes weken de tijd om de gebreken in het tracébesluit te herstellen. De minister heeft in juli 2015 het tracébesluit gewijzigd. De bezwaarmakers zijn het ook niets eens met dat wijzigingsbesluit. In de uitspraak van 17 februari 2016 zal blijken of de minister met het wijzigingsbesluit de gebreken in het tracébesluit heeft hersteld.

Hieronder leest u de volledige Uitspraak

Uitspraak 201408570/9/R4
Datum van uitspraak: woensdag 17 februari 2016
Tegen: de minister van Infrastructuur en Milieu
Proceduresoort: Eerste aanleg – meervoudig
Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer – Tracé en wegverbreding
ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:404

201408570/9/R4.
Datum uitspraak: 17 februari 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de stichting Stichting Baarnse IJsbanen, gevestigd te Baarn,
2. de vereniging Vereniging tot Behoud van Anna’s Hoeve, gevestigd te Hilversum,
3. de vereniging Vereniging Bewoners Belangen Copijnlaan eo (hierna: Vereniging BBC), gevestigd te Groenekan, gemeente De Bilt,
4. Bewonerscollectief Buurtschap Nieuwe Wetering (hierna: Bewonerscollectief BNW), gevestigd te Groenekan, gemeente De Bilt,
5. [appellant sub 5A] en [appellante sub 5B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 5]), beiden wonend te [woonplaats],
6. [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], beiden wonend te [woonplaats],
7. [appellante sub 7], wonend te [woonplaats],
8. [appellant sub 8A] en [appellante sub 8B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 8]), beiden wonend te [woonplaats],
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jachthaven Eembrugge B.V. (hierna: Jachthaven Eembrugge), gevestigd te Baarn,
10. [appellant sub 10A] en [appellante sub 10B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 10]), beiden wonend te [woonplaats],
11. [appellant sub 11], wonend te [woonplaats],
12. [appellante sub 12A] en [appellant sub 12B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 12]), beiden wonend te [woonplaats],
13. [appellant sub 13] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
14. [appellant sub 14], wonend te [woonplaats],
15. [appellant sub 15A] en [appellant sub 15B], beiden wonend te [woonplaats],
16. [appellante sub 16], wonend te [woonplaats],
17. [appellant sub 17], wonend te [woonplaats],
18. de stichting Stichting Stop Geluidhinder Maartensdijk (hierna: Stichting SGM), gevestigd te Maartensdijk, gemeente De Bilt,
19. [appellant sub 19], wonend te [woonplaats],
20. [appellante sub 20A] en [appellant sub 20B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 20]), beiden wonend te [woonplaats],
21. de vereniging Fietscross Club The Wheely’s (hierna: The Wheely’s), gevestigd te Baarn,
22. [appellante sub 22], gevestigd te [plaats], en anderen (hierna in enkelvoud: [appellante sub 22]),

en

de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.

Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2014 heeft de minister het tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg” vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Stichting Baarnse IJsbanen, Vereniging tot Behoud van Anna’s Hoeve, Vereniging BBC, Bewonerscollectief BNW, [appellant sub 5], [appellanten sub 6], [appellante sub 7], [appellant sub 8], Jachthaven Eembrugge, [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 13] en anderen, [appellant sub14], [appellanten sub15], [appellante sub16], [appellant sub 17], Stichting SGM, [appellant sub 19], [appellant sub 20], The Wheely’s en [appellante sub 22] beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Een aantal appellanten heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2015, waar een aantal partijen is verschenen of zich heeft doen vertegenwoordigen. Ook de minister heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen.

Bij tussenuitspraak van 10 juni 2015 in zaak nr. 201408570/1/R6 heeft de Afdeling de minister opgedragen om binnen 6 weken na verzending na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het tracébesluit te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de minister het tracébesluit gewijzigd (hierna: het wijzigingsbesluit).

Bij brief van 16 juli 2015 heeft de minister tevens een nadere motivering van het tracébesluit gegeven.

[appellant sub 13] en anderen en [appellant sub14] hebben schriftelijk zienswijzen naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen
Opdrachten tussenuitspraak

1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de minister opgedragen:

a. met inachtneming van hetgeen in 18.5 van de tussenuitspraak is overwogen alsnog toereikend te motiveren dat het geluidscherm aan de oostelijke zijde van de A27 bij Hollandsche Rading waarin het tracébesluit voorziet uit akoestisch oogpunt gelijkwaardig is aan het geluidscherm waarvan het akoestisch onderzoek uitgaat, dan wel het tracébesluit wat dit betreft gewijzigd vast te stellen;

b. met inachtneming van hetgeen in 20.4 van de tussenuitspraak is overwogen alsnog toereikend te motiveren dat bij de woning van [appellant sub14] geen onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan als gevolg van reflectie van geluid van de spoorweg door het geluidscherm langs de A27 ter hoogte van die woning, dan wel het tracébesluit wat dit betreft gewijzigd vast te stellen.

Wijzigingbesluit
2. Het wijzigingsbesluit wijzigt artikel 6, tweede lid, tabel 3, van het tracébesluit door voor het geluidscherm langs de westelijke zijde van de A27 bij Hollandsche Rading tussen 89,165 km en 90,540 km te bepalen: “dit scherm wordt tweezijdig absorberend uitgevoerd, waarbij de rijkswegzijde voor de niet-transparante delen aanvullend in absorberend materiaal wordt uitgevoerd”.

2.1. Het wijzigingsbesluit komt hiermee niet volledig tegemoet aan de beroepen. Daarom zijn de beroepen ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mede gericht tegen het wijzigingsbesluit.

2.2. [appellant sub 13] en anderen hebben een zienswijze ingediend over het wijzigingsbesluit, de andere appellanten niet. De Afdeling leidt hieruit af dat de andere appellanten geen bezwaren hebben tegen het wijzigingsbesluit. Hun van rechtswege ontstane beroepen zijn ongegrond.

[appellant sub 13] en anderen (opdracht a)

3. [appellant sub 13] en anderen voeren aan dat als gevolg van de formulering van de hiervoor onder 2 weergegeven bepaling in het wijzigingsbesluit onduidelijkheid is ontstaan over de manier waarop het geluidscherm aan de bewonerszijde absorberend moet worden gemaakt. Zij stellen dat uitdrukkelijk had moeten worden bepaald dat het geluidscherm aan beide zijden in absorberend materiaal wordt uitgevoerd. [appellant sub 13] en anderen betogen dat ook bij de andere geluidschermen die aan de bewonerszijde absorberend worden uitgevoerd een andere formulering had moeten worden gebruikt.

3.1. In de aanhef van artikel 6, tweede lid, van het tracébesluit is in algemene zin bepaald dat schermen waarbij geluidreflecties ten gevolge van andere bronnen kunnen optreden aan de bewonerszijde voor het niet-transparante deel in absorberend materiaal worden uitgevoerd. Het wijzigingsbesluit voegt hieraan toe dat het geluidscherm langs de westelijke zijde van de A27 bij Hollandsche Rading aan de rijkswegzijde aanvullend in absorberend materiaal wordt uitgevoerd. Gelet hierop is duidelijk dat dit geluidscherm wat betreft de niet-transparante delen aan zowel de bewoners- als de rijkswegzijde in absorberend materiaal moet worden uitgevoerd. Het wijzigingsbesluit verandert niets voor de andere geluidschermen. Daarom bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de formulering van het wijzigingsbesluit leidt tot rechtsonzekerheid.

4. [appellant sub 13] en anderen voeren verder aan dat de minister onderzoek had moeten doen naar mogelijke geluidhinder door reflectie van geluid als gevolg van de schuine plaatsing van het geluidscherm aan de oostelijke zijde van de A27 bij de kruising Vuursche Dreef.

4.1. Hiermee hebben [appellant sub 13] en anderen hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 13] en anderen in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking moet blijven.

5. Het beroep van [appellant sub 13] en anderen tegen het wijzigingsbesluit is ongegrond.

[appellant sub14] (opdracht b)

6. Om te voldoen aan opdracht b heeft de minister een nadere motivering gegeven voor het standpunt dat bij de woning van [appellant sub14] geen onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan als gevolg van reflectie van geluid van de spoorweg door het geluidscherm langs de A27 ter hoogte van die woning. De minister stelt, onder verwijzing naar een notitie van TNO van 8 juli 2015, dat reflectie van geluid van de spoorweg bij de daarachter gelegen woningen, waaronder die van [appellant sub14], zorgt voor een extra geluidbelasting tussen 0,9 en 1,4 dB. De minister wijst erop dat het scherm zorgt voor een reductie van maximaal 10 dB van de geluidbelasting vanwege de A27. Voor het treffen van mitigerende maatregelen in verband met de reflectie ziet de minister dan ook geen aanleiding. De minister heeft tevens de cumulatieve geluidbelasting vanwege de spoorweg en de A27 laten onderzoeken: die daalt in de projectsituatie ten opzichte van de maximaal vergunde situatie met 1,4 tot 1,8 dB tot 64,1 dB op de begane grond en maximaal 65,8 dB op de tweede verdieping. De minister verwijst hiertoe naar een notitie van RoyalHaskoningDHV van 2 juli 2015.

7. [appellant sub14] is niet overtuigd door de nadere motivering van de minister. Zij verwijst hierbij naar een advies van de Omgevingsdienst Regio Utrecht (hierna: de Omgevingsdienst). Volgens dit advies staat vast dat door de plaatsing van het geluidscherm met een niet-absorberende achterzijde het spoorlawaai door de reflectie beter en gedurende langere tijd hoorbaar zal zijn, het spoorgeluid in ruime mate maatgevend zal zijn ten opzichte van het wegverkeersgeluid en neveneffecten (een onrustiger geluidbeeld) kunnen optreden. Daarom acht de Omgevingsdienst onvoldoende aannemelijk dat de reflectie van het spoorgeluid geen onaanvaardbare hinder veroorzaakt. Voorts is de Omgevingsdienst van mening dat de notitie over de cumulatie van geluid erg summier is, omdat het rekenmodel niet is weergegeven. Ook is de geluidbelasting vanwege de A27 hoger dan waarvan bij de vaststelling van het tracébesluit is uitgegaan. Bovendien is ten onrechte het Reken- en meetvoorschrift 2012 (hierna: RMV 2012) toegepast. [appellant sub14] voegt hieraan toe dat een aparte Lnight-berekening had moeten worden gemaakt, omdat zij het meeste last heeft van nachtelijk (goederen)treinverkeer. Tevens stelt zij dat het nachtelijke goederenvervoer in de toekomst zal toenemen. Zij verwijst hierbij naar het “Actieplan omgevingslawaai voor druk bereden spoorwegen 2013-2018” van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

7.1. In het advies van de Omgevingsdienst wordt de juistheid van de berekeningen van TNO niet bestreden. Daarom gaat de Afdeling ervan uit dat de reflectie van geluid van de spoorweg door het geluidscherm langs de A27 leidt tot een extra geluidbelasting van de woning van [appellant sub14] van ten hoogste 1,4 dB.

7.2. Wat betreft de cumulatieve geluidbelasting van de woning bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de minister zich hierbij niet heeft mogen baseren op de notitie van RoyalHaskoningDHV. Over het gehanteerde rekenmodel staat in de notitie dat gebruik is gemaakt van de gegevens uit het geluidregister, het akoestisch onderzoek van het tracébesluit en de notitie van TNO. Ook is toegelicht waarom de geluidbelasting hoger is dan waarvan in het tracébesluit wordt uitgegaan: de 2 dB aftrek van artikel 110g van de Wet geluidhinder is niet toegepast. Verder ziet de Afdeling niet in waarom geen gebruik had mogen worden gemaakt van het RMV 2012. Weliswaar is op het tracébesluit wat betreft de daarin vastgestelde hogere waarden het RMV 2006 van toepassing, maar de gecumuleerde geluidbelasting van de woning van [appellant sub14] is niet in het kader van de vaststelling van een hogere waarde bepaald. Daarnaast is van belang dat voor de spoorweg, die in dit geval de belangrijkste geluidbron is, het RMV 2012 geldt. Voorts wordt in de notitie opgemerkt dat volgens de nieuwere voorschriften de geluidbelasting vanwege de A27 weliswaar lager zou zijn geweest, maar dat in dit onderzoek is uitgegaan van de ongunstigere situatie die is berekend voor het tracébesluit.

Gelet op de conclusie van de notitie van RoyalHaskoningDHV mocht de minister ervan uitgaan dat de gecumuleerde geluidbelasting van de spoorweg en de A27 in de projectsituatie ten opzichte van de maximaal vergunde situatie daalt met 1,4 tot 1,8 dB tot 64,1 dB op de begane grond van de woning van [appellant sub14] en maximaal 65,8 dB op de tweede verdieping.

7.3. Voor zover [appellant sub14] aanvoert dat de minister een aparte Lnight-berekening had moeten maken, overweegt de Afdeling als volgt. In het TNO-rapport van 14 november 2014 staat dat voor de beoordeling van het akoestisch effect van de schuine plaatsing van de geluidschermen de geluidbelasting Lden is berekend. De berekening van de gecumuleerde geluidbelasting volgens het RMV 2012, zoals in de notitie van RoyalHaskoningDHV, gaat eveneens uit van geluidbelastingen Lden. Omdat de waarde van Lden mede wordt bepaald door de waarde van Lnight, is in zoverre rekening gehouden met de geluidbelasting in de nachtelijke uren. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de minister de situatie in de nachtelijke uren afzonderlijk had dienen te beoordelen. Voor zover [appellant sub14] stelt dat het goederenvervoer op het spoor in de toekomst zal toenemen, is van belang dat de minister bij de berekeningen is uitgegaan van de maximale benutting van het geldende geluidproductieplafond van de spoorweg van 65,4 dB. De minister heeft toegelicht dat uit het “Nalevingsverslag geluidsproductieplafonds spoorwegen 2013” volgt dat het spoorgeluid thans met 59 dB onder het geluidproductieplafond blijft. In zoverre bestaat ruimte voor groei van het spoorverkeer zonder dat de door de minister berekende gecumuleerde geluidbelasting zal worden overschreden.

7.4. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de nadere motivering van de minister niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Op basis van de nadere motivering heeft de minister zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het geluidscherm langs de A27 voor [appellant sub14] geen onaanvaardbare gevolgen heeft. Weliswaar leidt de reflectie van het geluid van de spoorweg door het geluidscherm tot een toename van de geluidbelasting van de woning [appellant sub14] met ten hoogste 1,4 dB, maar de gecumuleerde geluidbelasting vanwege de spoorweg en de A27 daalt mede als gevolg van het geluidscherm ten opzichte van de maximaal vergunde situatie.

Conclusie
8. Gelet op hetgeen in 3 t/m 7.2 van de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van Jachthaven Eembrugge, Vereniging tot Behoud van Anna’s Hoeve, [appellante sub 7] en [appellante sub 22] tegen het tracébesluit niet-ontvankelijk.

Gelet op hetgeen in 8 van de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van Vereniging BBC, Bewonerscollectief BNW en [appellant sub 17] tegen het tracébesluit niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen andere elementen dan de wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-tracébesluit van de aansluiting Bilthoven en de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van woningen.

9. Gelet op hetgeen in 18.5 en 20.4 van de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 13] en anderen en [appellant sub14] tegen het tracébesluit gegrond. Het tracébesluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.

10. Gelet op hetgeen voor het overige in de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van de andere appellanten dan [appellant sub 13] en anderen en [appellant sub14] tegen het tracébesluit, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

11. Gelet op hetgeen hiervoor in deze uitspraak is overwogen, heeft de minister de gebreken in het tracébesluit hersteld door de vaststelling van het wijzigingsbesluit en de nadere motivering over de situatie van [appellant sub14]. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het tracébesluit in stand kunnen blijven. Het tracébesluit blijft daarom van kracht.

12. De minister dient ten aanzien van [appellant sub 13] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Van proceskosten van [appellant sub14] die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Ten aanzien van de overige appellanten bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart niet-ontvankelijk de beroepen tegen het door de minister van Infrastructuur en Milieu op 4 september 2014 vastgestelde tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg” van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jachthaven Eembrugge B.V., [appellante sub 7], de vereniging Vereniging tot Behoud van Anna’s Hoeve en [appellante sub 22] en anderen, alsmede de beroepen tegen dit besluit van vereniging Vereniging Bewoners Belangen Copijnlaan eo, Bewonerscollectief Buurtschap Nieuwe Wetering en [appellant sub 17], voor zover gericht tegen andere elementen dan de wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-tracébesluit van de aansluiting Bilthoven en de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van woningen;

II. verklaart ongegrond de beroepen tegen het door de minister van Infrastructuur en Milieu op 4 september 2014 vastgestelde tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg” van de stichting Stichting Baarnse IJsbanen, [appellant sub 5A] en [appellante sub 5B], [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], [appellant sub 8A] en [appellante sub 8B], [appellant sub 10A] en [appellante sub 10B], [appellant sub 11], [appellante sub 12A] en [appellant sub 12B], [appellant sub 15A] en [appellant sub 15B], [appellante sub 16], de stichting Stichting Stop Geluidhinder Maartensdijk, [appellant sub 19], [appellante sub 20A] en [appellant sub 20B] en de vereniging Fietscross Club The Wheely’s, alsmede de beroepen tegen dat besluit, voor zover ontvankelijk, van vereniging Vereniging Bewoners Belangen Copijnlaan eo, Bewonerscollectief Buurtschap Nieuwe Wetering en [appellant sub 17];

III. verklaart gegrond de beroepen tegen het door de minister van Infrastructuur en Milieu op 4 september 2014 vastgestelde tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg” van [appellant sub 13] en anderen en [appellant sub 14];

IV. vernietigt het door de minister van Infrastructuur en Milieu op 4 september 2014 vastgestelde tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg”;

V. verklaart ongegrond de beroepen tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 15 juli 2015 tot wijziging van het tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg”;

VI. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het onder IV vernietigde besluit geheel in stand blijven;

VII. veroordeelt de minister van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij [appellant sub 13] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.302,08 (zegge: dertienhonderdtwee euro en acht cent), waarvan € 1.240,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

VIII. gelast dat de minister van Infrastructuur en Milieu aan appellanten vergoedt het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 13] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, en € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 14].

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Jacobs
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2016

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Raad van State

Raad van State doet Uitspraak over het Tracébesluit A27/A1 | Infrasite

Raad van State doet Uitspraak over het Tracébesluit A27/A1

Foto: Ivo Ketelaar

Uitspraak over het ‘Tracébesluit A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord-Knooppunt Eemnes-Aansluiting Bunschoten-Spakenburg’ dat de minister van Infrastructuur en Milieu heeft vastgesteld.

Het tracébesluit regelt de verbreding van beide rijkswegen om meer ruimte aan het verkeer te bieden en files te verminderen. Op de A27 worden op drie plekken extra rijstroken aangelegd: tussen de aansluitingen Utrecht-Noord en Bilthoven, tussen de aansluiting Bilthoven en knooppunt Eemnes en tussen de aansluiting Utrecht-Noord en knooppunt Eemnes. Op de A1 worden ook extra rijstroken aangelegd, onder meer bij het knooppunt Eemnes op de zuidelijke verbindingsboog, die de A27 verbindt met de A1 richting Amersfoort.

Tegen het tracébesluit zijn 22 bezwaarmakers in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bewonerscollectief Buurtschap Nieuwe Wetering, Stop Geluidhinder Maartensdijk en een aantal omwonenden vinden dat de verbreding van de A27 en A1 samen met de Ring Utrecht had moeten worden beoordeeld vanwege de gevolgen voor de (woon)omgeving. Ook is volgens hen uitgegaan van een te laag aantal verkeersbewegingen, waardoor ook de geluidsbelasting is onderschat. Verder zou het luchtkwaliteitsrapport zijn verouderd. Enkele bezwaarmakers merken op dat het tracébesluit ten oosten van de A27 bij Hollandsche Rading in een ander geluidscherm voorziet dan waarvan in het akoestisch onderzoek is uitgegaan. Ze vrezen dat het geluidscherm in het tracébesluit niet dezelfde bescherming biedt als het geluidscherm in het akoestisch onderzoek. Een inwoonster van Groenekan is bang dat het geluidscherm naast een verzorgingsplaats aan de A27 het geluid van het spoor weerkaatst, waardoor ze meer geluidsoverlast zal ervaren. Stichting Baarnse IJsbanen en Vereniging Fiets Cross Club The Wheely’s zijn het niet eens met de geluidschermen op de A1 langs de ijsbaan en de fietscrossbaan. Beide vrezen dat hun terreinen minder zichtbaar zullen zijn vanaf de snelweg. Wheely’s vreest voor haar voortbestaan, omdat in 2013 juist fors is geïnvesteerd in de crossbaan. De ijsbaan vindt dat de minister had moeten kiezen voor transparante geluidschermen op de A1. In juni 2015 deed de Afdeling bestuursrechtspraak een zogenoemde tussenuitspraak in deze zaak. Die uitspraak met zaaknummer 201408570/1 staat op de website. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak moest de minister beter motiveren dat het geluidscherm aan de oostkant van de A27 bij Hollandsche Rading “uit akoestisch oogpunt gelijkwaardig is aan het geluidscherm waarvan het akoestisch onderzoek uitgaat”. Ook moest de minister beter motiveren dat bij de woning van een van de bezwaarmakers geen onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan door reflectie van spoorweggeluid door het geluidscherm in de buurt van zijn woning. In plaats van het tracébesluit beter te motiveren, mocht de minister het tracébesluit ook wijzigen. De minister kreeg zes weken de tijd om de gebreken in het tracébesluit te herstellen. De minister heeft in juli 2015 het tracébesluit gewijzigd. De bezwaarmakers zijn het ook niets eens met dat wijzigingsbesluit. In de uitspraak van 17 februari 2016 zal blijken of de minister met het wijzigingsbesluit de gebreken in het tracébesluit heeft hersteld.

Hieronder leest u de volledige Uitspraak

Uitspraak 201408570/9/R4
Datum van uitspraak: woensdag 17 februari 2016
Tegen: de minister van Infrastructuur en Milieu
Proceduresoort: Eerste aanleg – meervoudig
Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer – Tracé en wegverbreding
ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:404

201408570/9/R4.
Datum uitspraak: 17 februari 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de stichting Stichting Baarnse IJsbanen, gevestigd te Baarn,
2. de vereniging Vereniging tot Behoud van Anna’s Hoeve, gevestigd te Hilversum,
3. de vereniging Vereniging Bewoners Belangen Copijnlaan eo (hierna: Vereniging BBC), gevestigd te Groenekan, gemeente De Bilt,
4. Bewonerscollectief Buurtschap Nieuwe Wetering (hierna: Bewonerscollectief BNW), gevestigd te Groenekan, gemeente De Bilt,
5. [appellant sub 5A] en [appellante sub 5B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 5]), beiden wonend te [woonplaats],
6. [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], beiden wonend te [woonplaats],
7. [appellante sub 7], wonend te [woonplaats],
8. [appellant sub 8A] en [appellante sub 8B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 8]), beiden wonend te [woonplaats],
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jachthaven Eembrugge B.V. (hierna: Jachthaven Eembrugge), gevestigd te Baarn,
10. [appellant sub 10A] en [appellante sub 10B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 10]), beiden wonend te [woonplaats],
11. [appellant sub 11], wonend te [woonplaats],
12. [appellante sub 12A] en [appellant sub 12B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 12]), beiden wonend te [woonplaats],
13. [appellant sub 13] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
14. [appellant sub 14], wonend te [woonplaats],
15. [appellant sub 15A] en [appellant sub 15B], beiden wonend te [woonplaats],
16. [appellante sub 16], wonend te [woonplaats],
17. [appellant sub 17], wonend te [woonplaats],
18. de stichting Stichting Stop Geluidhinder Maartensdijk (hierna: Stichting SGM), gevestigd te Maartensdijk, gemeente De Bilt,
19. [appellant sub 19], wonend te [woonplaats],
20. [appellante sub 20A] en [appellant sub 20B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 20]), beiden wonend te [woonplaats],
21. de vereniging Fietscross Club The Wheely’s (hierna: The Wheely’s), gevestigd te Baarn,
22. [appellante sub 22], gevestigd te [plaats], en anderen (hierna in enkelvoud: [appellante sub 22]),

en

de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.

Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2014 heeft de minister het tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg” vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Stichting Baarnse IJsbanen, Vereniging tot Behoud van Anna’s Hoeve, Vereniging BBC, Bewonerscollectief BNW, [appellant sub 5], [appellanten sub 6], [appellante sub 7], [appellant sub 8], Jachthaven Eembrugge, [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellant sub 12], [appellant sub 13] en anderen, [appellant sub14], [appellanten sub15], [appellante sub16], [appellant sub 17], Stichting SGM, [appellant sub 19], [appellant sub 20], The Wheely’s en [appellante sub 22] beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Een aantal appellanten heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2015, waar een aantal partijen is verschenen of zich heeft doen vertegenwoordigen. Ook de minister heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen.

Bij tussenuitspraak van 10 juni 2015 in zaak nr. 201408570/1/R6 heeft de Afdeling de minister opgedragen om binnen 6 weken na verzending na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het tracébesluit te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de minister het tracébesluit gewijzigd (hierna: het wijzigingsbesluit).

Bij brief van 16 juli 2015 heeft de minister tevens een nadere motivering van het tracébesluit gegeven.

[appellant sub 13] en anderen en [appellant sub14] hebben schriftelijk zienswijzen naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen
Opdrachten tussenuitspraak

1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de minister opgedragen:

a. met inachtneming van hetgeen in 18.5 van de tussenuitspraak is overwogen alsnog toereikend te motiveren dat het geluidscherm aan de oostelijke zijde van de A27 bij Hollandsche Rading waarin het tracébesluit voorziet uit akoestisch oogpunt gelijkwaardig is aan het geluidscherm waarvan het akoestisch onderzoek uitgaat, dan wel het tracébesluit wat dit betreft gewijzigd vast te stellen;

b. met inachtneming van hetgeen in 20.4 van de tussenuitspraak is overwogen alsnog toereikend te motiveren dat bij de woning van [appellant sub14] geen onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan als gevolg van reflectie van geluid van de spoorweg door het geluidscherm langs de A27 ter hoogte van die woning, dan wel het tracébesluit wat dit betreft gewijzigd vast te stellen.

Wijzigingbesluit
2. Het wijzigingsbesluit wijzigt artikel 6, tweede lid, tabel 3, van het tracébesluit door voor het geluidscherm langs de westelijke zijde van de A27 bij Hollandsche Rading tussen 89,165 km en 90,540 km te bepalen: “dit scherm wordt tweezijdig absorberend uitgevoerd, waarbij de rijkswegzijde voor de niet-transparante delen aanvullend in absorberend materiaal wordt uitgevoerd”.

2.1. Het wijzigingsbesluit komt hiermee niet volledig tegemoet aan de beroepen. Daarom zijn de beroepen ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mede gericht tegen het wijzigingsbesluit.

2.2. [appellant sub 13] en anderen hebben een zienswijze ingediend over het wijzigingsbesluit, de andere appellanten niet. De Afdeling leidt hieruit af dat de andere appellanten geen bezwaren hebben tegen het wijzigingsbesluit. Hun van rechtswege ontstane beroepen zijn ongegrond.

[appellant sub 13] en anderen (opdracht a)

3. [appellant sub 13] en anderen voeren aan dat als gevolg van de formulering van de hiervoor onder 2 weergegeven bepaling in het wijzigingsbesluit onduidelijkheid is ontstaan over de manier waarop het geluidscherm aan de bewonerszijde absorberend moet worden gemaakt. Zij stellen dat uitdrukkelijk had moeten worden bepaald dat het geluidscherm aan beide zijden in absorberend materiaal wordt uitgevoerd. [appellant sub 13] en anderen betogen dat ook bij de andere geluidschermen die aan de bewonerszijde absorberend worden uitgevoerd een andere formulering had moeten worden gebruikt.

3.1. In de aanhef van artikel 6, tweede lid, van het tracébesluit is in algemene zin bepaald dat schermen waarbij geluidreflecties ten gevolge van andere bronnen kunnen optreden aan de bewonerszijde voor het niet-transparante deel in absorberend materiaal worden uitgevoerd. Het wijzigingsbesluit voegt hieraan toe dat het geluidscherm langs de westelijke zijde van de A27 bij Hollandsche Rading aan de rijkswegzijde aanvullend in absorberend materiaal wordt uitgevoerd. Gelet hierop is duidelijk dat dit geluidscherm wat betreft de niet-transparante delen aan zowel de bewoners- als de rijkswegzijde in absorberend materiaal moet worden uitgevoerd. Het wijzigingsbesluit verandert niets voor de andere geluidschermen. Daarom bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de formulering van het wijzigingsbesluit leidt tot rechtsonzekerheid.

4. [appellant sub 13] en anderen voeren verder aan dat de minister onderzoek had moeten doen naar mogelijke geluidhinder door reflectie van geluid als gevolg van de schuine plaatsing van het geluidscherm aan de oostelijke zijde van de A27 bij de kruising Vuursche Dreef.

4.1. Hiermee hebben [appellant sub 13] en anderen hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 13] en anderen in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking moet blijven.

5. Het beroep van [appellant sub 13] en anderen tegen het wijzigingsbesluit is ongegrond.

[appellant sub14] (opdracht b)

6. Om te voldoen aan opdracht b heeft de minister een nadere motivering gegeven voor het standpunt dat bij de woning van [appellant sub14] geen onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan als gevolg van reflectie van geluid van de spoorweg door het geluidscherm langs de A27 ter hoogte van die woning. De minister stelt, onder verwijzing naar een notitie van TNO van 8 juli 2015, dat reflectie van geluid van de spoorweg bij de daarachter gelegen woningen, waaronder die van [appellant sub14], zorgt voor een extra geluidbelasting tussen 0,9 en 1,4 dB. De minister wijst erop dat het scherm zorgt voor een reductie van maximaal 10 dB van de geluidbelasting vanwege de A27. Voor het treffen van mitigerende maatregelen in verband met de reflectie ziet de minister dan ook geen aanleiding. De minister heeft tevens de cumulatieve geluidbelasting vanwege de spoorweg en de A27 laten onderzoeken: die daalt in de projectsituatie ten opzichte van de maximaal vergunde situatie met 1,4 tot 1,8 dB tot 64,1 dB op de begane grond en maximaal 65,8 dB op de tweede verdieping. De minister verwijst hiertoe naar een notitie van RoyalHaskoningDHV van 2 juli 2015.

7. [appellant sub14] is niet overtuigd door de nadere motivering van de minister. Zij verwijst hierbij naar een advies van de Omgevingsdienst Regio Utrecht (hierna: de Omgevingsdienst). Volgens dit advies staat vast dat door de plaatsing van het geluidscherm met een niet-absorberende achterzijde het spoorlawaai door de reflectie beter en gedurende langere tijd hoorbaar zal zijn, het spoorgeluid in ruime mate maatgevend zal zijn ten opzichte van het wegverkeersgeluid en neveneffecten (een onrustiger geluidbeeld) kunnen optreden. Daarom acht de Omgevingsdienst onvoldoende aannemelijk dat de reflectie van het spoorgeluid geen onaanvaardbare hinder veroorzaakt. Voorts is de Omgevingsdienst van mening dat de notitie over de cumulatie van geluid erg summier is, omdat het rekenmodel niet is weergegeven. Ook is de geluidbelasting vanwege de A27 hoger dan waarvan bij de vaststelling van het tracébesluit is uitgegaan. Bovendien is ten onrechte het Reken- en meetvoorschrift 2012 (hierna: RMV 2012) toegepast. [appellant sub14] voegt hieraan toe dat een aparte Lnight-berekening had moeten worden gemaakt, omdat zij het meeste last heeft van nachtelijk (goederen)treinverkeer. Tevens stelt zij dat het nachtelijke goederenvervoer in de toekomst zal toenemen. Zij verwijst hierbij naar het “Actieplan omgevingslawaai voor druk bereden spoorwegen 2013-2018” van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

7.1. In het advies van de Omgevingsdienst wordt de juistheid van de berekeningen van TNO niet bestreden. Daarom gaat de Afdeling ervan uit dat de reflectie van geluid van de spoorweg door het geluidscherm langs de A27 leidt tot een extra geluidbelasting van de woning van [appellant sub14] van ten hoogste 1,4 dB.

7.2. Wat betreft de cumulatieve geluidbelasting van de woning bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de minister zich hierbij niet heeft mogen baseren op de notitie van RoyalHaskoningDHV. Over het gehanteerde rekenmodel staat in de notitie dat gebruik is gemaakt van de gegevens uit het geluidregister, het akoestisch onderzoek van het tracébesluit en de notitie van TNO. Ook is toegelicht waarom de geluidbelasting hoger is dan waarvan in het tracébesluit wordt uitgegaan: de 2 dB aftrek van artikel 110g van de Wet geluidhinder is niet toegepast. Verder ziet de Afdeling niet in waarom geen gebruik had mogen worden gemaakt van het RMV 2012. Weliswaar is op het tracébesluit wat betreft de daarin vastgestelde hogere waarden het RMV 2006 van toepassing, maar de gecumuleerde geluidbelasting van de woning van [appellant sub14] is niet in het kader van de vaststelling van een hogere waarde bepaald. Daarnaast is van belang dat voor de spoorweg, die in dit geval de belangrijkste geluidbron is, het RMV 2012 geldt. Voorts wordt in de notitie opgemerkt dat volgens de nieuwere voorschriften de geluidbelasting vanwege de A27 weliswaar lager zou zijn geweest, maar dat in dit onderzoek is uitgegaan van de ongunstigere situatie die is berekend voor het tracébesluit.

Gelet op de conclusie van de notitie van RoyalHaskoningDHV mocht de minister ervan uitgaan dat de gecumuleerde geluidbelasting van de spoorweg en de A27 in de projectsituatie ten opzichte van de maximaal vergunde situatie daalt met 1,4 tot 1,8 dB tot 64,1 dB op de begane grond van de woning van [appellant sub14] en maximaal 65,8 dB op de tweede verdieping.

7.3. Voor zover [appellant sub14] aanvoert dat de minister een aparte Lnight-berekening had moeten maken, overweegt de Afdeling als volgt. In het TNO-rapport van 14 november 2014 staat dat voor de beoordeling van het akoestisch effect van de schuine plaatsing van de geluidschermen de geluidbelasting Lden is berekend. De berekening van de gecumuleerde geluidbelasting volgens het RMV 2012, zoals in de notitie van RoyalHaskoningDHV, gaat eveneens uit van geluidbelastingen Lden. Omdat de waarde van Lden mede wordt bepaald door de waarde van Lnight, is in zoverre rekening gehouden met de geluidbelasting in de nachtelijke uren. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de minister de situatie in de nachtelijke uren afzonderlijk had dienen te beoordelen. Voor zover [appellant sub14] stelt dat het goederenvervoer op het spoor in de toekomst zal toenemen, is van belang dat de minister bij de berekeningen is uitgegaan van de maximale benutting van het geldende geluidproductieplafond van de spoorweg van 65,4 dB. De minister heeft toegelicht dat uit het “Nalevingsverslag geluidsproductieplafonds spoorwegen 2013” volgt dat het spoorgeluid thans met 59 dB onder het geluidproductieplafond blijft. In zoverre bestaat ruimte voor groei van het spoorverkeer zonder dat de door de minister berekende gecumuleerde geluidbelasting zal worden overschreden.

7.4. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de nadere motivering van de minister niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Op basis van de nadere motivering heeft de minister zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het geluidscherm langs de A27 voor [appellant sub14] geen onaanvaardbare gevolgen heeft. Weliswaar leidt de reflectie van het geluid van de spoorweg door het geluidscherm tot een toename van de geluidbelasting van de woning [appellant sub14] met ten hoogste 1,4 dB, maar de gecumuleerde geluidbelasting vanwege de spoorweg en de A27 daalt mede als gevolg van het geluidscherm ten opzichte van de maximaal vergunde situatie.

Conclusie
8. Gelet op hetgeen in 3 t/m 7.2 van de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van Jachthaven Eembrugge, Vereniging tot Behoud van Anna’s Hoeve, [appellante sub 7] en [appellante sub 22] tegen het tracébesluit niet-ontvankelijk.

Gelet op hetgeen in 8 van de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van Vereniging BBC, Bewonerscollectief BNW en [appellant sub 17] tegen het tracébesluit niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen andere elementen dan de wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-tracébesluit van de aansluiting Bilthoven en de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van woningen.

9. Gelet op hetgeen in 18.5 en 20.4 van de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 13] en anderen en [appellant sub14] tegen het tracébesluit gegrond. Het tracébesluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.

10. Gelet op hetgeen voor het overige in de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van de andere appellanten dan [appellant sub 13] en anderen en [appellant sub14] tegen het tracébesluit, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

11. Gelet op hetgeen hiervoor in deze uitspraak is overwogen, heeft de minister de gebreken in het tracébesluit hersteld door de vaststelling van het wijzigingsbesluit en de nadere motivering over de situatie van [appellant sub14]. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het tracébesluit in stand kunnen blijven. Het tracébesluit blijft daarom van kracht.

12. De minister dient ten aanzien van [appellant sub 13] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Van proceskosten van [appellant sub14] die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Ten aanzien van de overige appellanten bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart niet-ontvankelijk de beroepen tegen het door de minister van Infrastructuur en Milieu op 4 september 2014 vastgestelde tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg” van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jachthaven Eembrugge B.V., [appellante sub 7], de vereniging Vereniging tot Behoud van Anna’s Hoeve en [appellante sub 22] en anderen, alsmede de beroepen tegen dit besluit van vereniging Vereniging Bewoners Belangen Copijnlaan eo, Bewonerscollectief Buurtschap Nieuwe Wetering en [appellant sub 17], voor zover gericht tegen andere elementen dan de wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-tracébesluit van de aansluiting Bilthoven en de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van woningen;

II. verklaart ongegrond de beroepen tegen het door de minister van Infrastructuur en Milieu op 4 september 2014 vastgestelde tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg” van de stichting Stichting Baarnse IJsbanen, [appellant sub 5A] en [appellante sub 5B], [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], [appellant sub 8A] en [appellante sub 8B], [appellant sub 10A] en [appellante sub 10B], [appellant sub 11], [appellante sub 12A] en [appellant sub 12B], [appellant sub 15A] en [appellant sub 15B], [appellante sub 16], de stichting Stichting Stop Geluidhinder Maartensdijk, [appellant sub 19], [appellante sub 20A] en [appellant sub 20B] en de vereniging Fietscross Club The Wheely’s, alsmede de beroepen tegen dat besluit, voor zover ontvankelijk, van vereniging Vereniging Bewoners Belangen Copijnlaan eo, Bewonerscollectief Buurtschap Nieuwe Wetering en [appellant sub 17];

III. verklaart gegrond de beroepen tegen het door de minister van Infrastructuur en Milieu op 4 september 2014 vastgestelde tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg” van [appellant sub 13] en anderen en [appellant sub 14];

IV. vernietigt het door de minister van Infrastructuur en Milieu op 4 september 2014 vastgestelde tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg”;

V. verklaart ongegrond de beroepen tegen het besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu van 15 juli 2015 tot wijziging van het tracébesluit “A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord – Knooppunt Eemnes – Aansluiting Bunschoten-Spakenburg”;

VI. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het onder IV vernietigde besluit geheel in stand blijven;

VII. veroordeelt de minister van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij [appellant sub 13] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.302,08 (zegge: dertienhonderdtwee euro en acht cent), waarvan € 1.240,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

VIII. gelast dat de minister van Infrastructuur en Milieu aan appellanten vergoedt het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 13] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, en € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 14].

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Jacobs
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2016

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Raad van State