Minister Veerman vereenvoudigt Flora- en faunawet

Den Haag – Minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit past het ontheffingenbeleid van de Flora- en faunawet aan. De wijzigingen maken het eenvoudiger om de regels na te leven waarmee dier- en plantensoorten worden beschermd. Op 29 oktober 2004 heeft Veerman het besluit daarover aan de Tweede Kamer gezonden, als start van de zgn. ‘voorhangprocedure’. Rond de jaarwisseling worden de nieuwe maatregelen van kracht. Bescherming van kwetsbare soorten blijft nodig om te voorkomen dat steeds meer soorten uit Nederland verdwijnen. ‘Maar dat betekent niet dat Nederland op slot zit’, aldus Veerman.

In Nederland komen zo’n 36.000 dier- en plantensoorten voor. Het overgrote deel daarvan, meer dan 35.000 soorten, kan zich heel goed redden zonder speciale maatregelen van de overheid. Ongeveer 500 soorten krijgen bescherming van de Flora- en Faunawet. Voor menselijke activiteiten die zo’n soort kunnen bedreigen, is nu nog een ontheffing nodig. In dat systeem gaat straks het een en ander veranderen, uiteraard zonder dat daarmee de bescherming van de kwetsbare soorten planten en dieren in gevaar komt. Voor veel soorten gaat op voorhand een vrijstelling gelden, mits gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Hierdoor moet het bedrijfsleven zélf tijdig nadenken hoe het schade aan soorten wil voorkomen, vóórdat men de activiteiten start. Zo kan b.v. worden voorkomen dat bouwprojecten moeten worden stilgelegd.

De vrijstelling geldt in de eerste plaats voor algemeen in Nederland voorkomende soorten zoals konijn, veldmuis, bruine kikker en wijngaardslak. Deze soorten zijn hier zo algemeen, dat zelfs als ze een keer geschaad worden, het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt.

Voor soorten die niet zo algemeen zijn en dus extra aandacht verdienen (b.v. eekhoorn, steenmarter, wild zwijn en alle vogelsoorten), geldt de vrijstelling alleen als er een goedgekeurde gedragscode is. In zo’n code geeft een sector zelf aan welke gedragslijnen men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld: altijd eerst inventariseren welke soorten voorkomen op het terrein waar werkzaamheden moeten plaats vinden, aanpassen van de planning (bijvoorbeeld indien mogelijk niet werken in het broedseizoen), duidelijk markeren en afschermen van een hol (bijvoorbeeld een dassenburcht), preventieve maatregelen nemen om te voorkomen dat een soort zich vestigt op een terrein waar werkzaamheden zijn gepland (bijvoorbeeld het afdekken van een bult zand tegen het nestelen van oeverzwaluwen) enz. Ontheffing is voor deze soorten alleen nog nodig voor werkzaamheden die voortaan anders dan voorheen uitgevoerd worden (bijv. na jarenlang de motorzaag gebruiken, wordt opeens gewerkt met een grote tractor) en voor grootschalige veranderingen, zoals het afgraven van een duingebied in het kader van natuurontwikkeling.

Voor ongeveer honderd zeldzame soorten (o.a. das, boommarter, vuursalamander en otter) blijven bestaande maatregelen van kracht. Daarvoor geldt géén vrijstelling als het gaat om ruimtelijke ingrepen. Dan is ontheffing nodig, met uitgebreide toetsing.

Dit jaar is het aantal aanvragen voor ontheffingen verdubbeld. Dat laat zien dat het bedrijfsleven zich goed bewust is van de problematiek, maar het leidt ook tot veel werk voor zowel de bedrijven als de overheid. In de nieuwe opzet zullen er minder ontheffingen nodig zijn. Het streven is dat de nog wel noodzakelijke ontheffingen een kortere behandelingstijd krijgen dan nu mogelijk is.

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Persbericht Ministerie LNV