Directeur Van Gelder Civiel pleit voor masterplan infrastructuur
Werk is er voor infrabedrijven genoeg de komende tientallen jaren. Dat kan de sector op zich prima aan, maar niet zonder regie en beleid van de overheid. De markt zelf moet bovendien innoveren en kennis delen. Dat stelt Leendert Ripping, directeur van Van Gelder Civiel, in gesprek met Infrasite.
Dit is het tweede en laatste deel van het interview met Leendert Ripping. Het eerste deel stond volledig in het teken van duurzaamheid.
In 2020 realiseerde Van Gelder een recordomzet van 535 miljoen euro. En ook 2021, dat er intussen alweer bijna opzit, verloopt voor het bedrijf prima. Ripping drukt zich dan ook positief uit.
“We staan er eigenlijk hartstikke goed voor. Er ligt een enorme opgave voor woningbouw. Daar moet ook infrastructuur naartoe en omheen worden aangelegd. Daarnaast moet veel verouderde infrastructuur gerenoveerd of vervangen worden. Verder zorgt de energietransitie voor meer werk, net als de groeiende behoefte aan glasvezelnetwerken om sneller en meer data uit te wisselen. Op alle gebieden waarop wij actief zijn, is er sprake van een toenemende vraag. Daardoor zal er ook dit jaar sprake zijn van een omzetgroei.”
Masterplan voor infrastructuur
Maar die op zich mooie vooruitzichten brengen ook een risico met zich mee. “Er ligt namelijk zoveel werk te wachten dat het de vraag is hoe de opdrachtgevers dat allemaal gaan managen”, waarschuwt Ripping. Een realistische aanpak is wat hem betreft cruciaal. “Het is niet haalbaar en betaalbaar om al die opgaven in één keer aan te pakken. Al dat werk zal uitgesmeerd moeten worden over de komende jaren en decennia. En het is aan de overheid om met een masterplan voor verbetering van infrastructuur te komen en prioriteiten te stellen voor de aanpak ervan. Met een beetje beleid en regie kan de markt deze opgave prima aan. Maar dan moeten we er wel nú mee aan de slag gaan want infrastructuur heeft echt een oppepper nodig.”
Het artikel gaat verder onder de foto.
Als dat masterplan er ligt en duidelijk is welk werk op welk moment gedaan moet worden, zullen bedrijven volgens Ripping zelf zorgen dat ze daar invulling aan kunnen geven. En daarbij is ‘innoveren’ het sleutelwoord. “Als de druk wordt opgevoerd, gaat de inframarkt vanzelf innoveren. Is er bijvoorbeeld een tekort aan mensen, dan wordt er meer ingezet op automatisering en kijken we of de processen efficiënter kunnen.”
Investeringen moeten raak zijn
Hij erkent dat dit soort ontwikkelingen vaak pas op gang komen als het echt nodig is en niet zozeer uit eigen beweging. Maar dat heeft ook weer met de al uitgesproken wens voor beleid en regie te maken. “Er komt weliswaar veel werk op ons af, maar als bedrijf en markt kijken we ook naar wat de overheid daarmee doet. De winstmarges in deze branche zijn beperkt dus onze investeringen moeten eigenlijk altijd raak zijn. Met in principe elke vier jaar een nieuw kabinet is het soms lastig om verder vooruit te kijken dan die termijn. En dan zitten we intussen ook al heel lang te wachten op een nieuw kabinet dat het infrastructuurbeleid moet gaan maken.”
Hoe dan ook: in innoveren zit brood, vindt de directeur van Van Gelder Civiel. Hij noemt robotisering als concreet voorbeeld. “We willen absoluut niet het vakmanschap van mensen vervangen door machines”, benadrukt hij. “Maar we kunnen wel door robotisering en meer efficiency te realiseren taken bij medewerkers weghalen waardoor we uiteindelijk méér werk kunnen doen met dezelfde mensen. Bestrating kan bijvoorbeeld door machines worden gedaan. En graafmachines kunnen veel meer op de automatische piloot werken. Dat is nu misschien niet nodig, maar wel als straks de productie veel groter moet zijn.”
Beroep op expertise in aanbestedingen
Nieuwe oplossingen bedenken en toepassen dus helpt om de enorme uitdagingen in infrastructuur het hoofd te bieden, vindt Ripping. En dat geldt ook voor de groeiende gelijkwaardigheid in aanbestedingen. “Je kunt alle heel strak vastleggen in bestekken en contracten, maar dan is de ruimte voor slimme opmerkingen heel beperkt. Door als opdrachtgever uit te gaan wat je gebouwd wilt hebben en marktpartijen te laten omschrijven hoe zij dat zouden doen, ben je samen bezig om projecten slim, efficiënt en duurzaam vorm te geven. Er wordt dan echt een beroep gedaan op je expertise als infrabouwer en dat stimuleert ook het ondernemerschap.”
Kennis delen kan lastig zijn
Tot slot pleit Ripping ervoor dat marktpartijen kennis met elkaar delen. Hij denkt dat bijdraagt aan de stroomversnelling die nodig is om al het werk van de komende tientallen jaren aan te kunnen. “Dat is ergens natuurlijk lastig. Je bent elkaars concurrent en je wilt je van de anderen onderscheiden”, erkent hij. “Moet je dan investeren en die kennis vervolgens delen met anderen? Ik denk van wel. Als je dat als voorloper doet, stimuleer je anderen namelijk ook om te investeren. Dat levert weer kennis in de andere richting op en daar word je met elkaar beter van. Daarbij moeten we tevens leren van sectoren die tegen de onze aanzitten. En uiteindelijk zorgt toch het echte ondernemen ervoor dat je het net wat slimmer of beter dan de concurrentie doet en weer die opdrachten binnenhaalt.”
Lees ook de andere bedrijfsinterviews van Infrasite, zoals: