Regeling met bouwers voor alle partijen positief

Gouda – Dinsdag 5 april 2005 praat de Tweede Kamer met het kabinet over het afketsen van een regeling met bouwbedrijven over de afhandeling van claims in het kader van de bouwfraude. Alle partijen zouden er baat bij hebben als er alsnog een overeenkomst komt, stelt Ton Nelissen, vice-voorzitter van Bouwend Nederland.

Tegen beeldvorming is moeilijk te vechten. Het beeld is ontstaan dat bouwbedrijven door hun illegale werkafspraken de samenleving voor honderden miljoenen hebben benadeeld en dat opdrachtgevers dit teveel betaalde per project kunnen terugvorderen. Op basis van die gedachte hebben ze meer dan duizend claims neergelegd bij bouwbedrijven. De werkelijkheid is anders en minder eenvoudig. Door de afspraken, vooral gericht op het verdelen van werk, is er sprake geweest van het in stand houden van vormen van ondoelmatigheid. Dat is ook de reden dat de NMa de bouwers fors heeft beboet: mededingingsafspraken belemmeren de concurrentie en zijn daarom verboden. De bouwsector erkent dit. Hoewel de boetes voor veel bedrijven torenhoog zijn (soms enkele malen de jaarwinst), hebben vrijwel alle bedrijven gebruik gemaakt van het aanbod van de NMa om de boetes via een versnelde procedure te betalen. Ze zien daarmee af van jarenlange procedures en van het recht dat de NMa met gedetailleerde bewijsvoering moet komen. Maar inefficiency laat zich niet rechtstreeks vertalen in te hoge prijzen bij individuele projecten.

Bouwbedrijven zijn het fundamenteel oneens met de stelling dat opdrachtgevers geld zouden kunnen terugvorderen. Immers, hebben zij schade geleden en hoeveel dan wel? Ook de parlementaire enquetecommissie heeft die vraag niet kunnen beantwoorden. Maar dat er een algemeen maatschappelijk gebaar moet worden gemaakt, is de sector duidelijk. Daarom is samen met de opdrachtgevers, onder meer het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, een principeafspraak gemaakt over de claims. (Juist omdat de bouwbedrijven prijsopdrijving ontkennen, en daarmee directe schade voor opdrachtgevers, heeft het de nodige inspanningen gevergd om alle bedrijven zover te krijgen mee te werken aan de overeengekomen regeling, waarbij ook nog eens een evenwichtige verdeling tussen grote en kleinere bouwbedrijven is gerealiseerd. Ik besef dat anderen dat gemakkelijk als ”een probleem voor de bouw zelf” afdoen, maar het is wel een feit.)

In plaats van jarenlange juridische procedures kwamen alle betrokkenen tot de conclusie dat de oprichting van een “fonds” een goede bestuurlijk oplossing zou zijn. Bouwbedrijven dragen een bedrag af dat opdrachtgevers onderling kunnen verdelen. Daarmee willen een gebaar van goede wil maken om weer tot normale verhoudingen te komen en een bijdrage leveren aan toekomstgerichte studieprojecten. Anders dan is gesuggereerd, is het woord schikking hier niet op zijn plaats. Dat zou namelijk inhouden dat de feiten door alle partijen worden onderkend en dat er een bedrag wordt afgesproken om dit te compenseren. De bouw beschouwt het als een akkoord om het verleden te kunnen afsluiten. Wij willen namelijk onze aandacht weer op het werk kunnen richten om samen met overheden aan de slag kunnen gaan om de maatschappelijke problemen van woningtekorten en fileleed aan te pakken.

Alle partijen, tot en met betrokken ministers, konden zich vinden in deze bestuurlijke oplossing. De noodzaak en het belang van het ”schoon schip maken” wordt door iedereen onderschreven. De NMa heeft dit afgelopen tijd zelfs sterk gestimuleerd.

Voor het kabinet was het echter een brug te ver, omdat er te weinig geld beschikbaar zou zijn en omdat men kennelijk liever een juridisch traject wil inslaan. Voor mij is dat een onbegrijpelijke reactie. Wie worden er, behalve de juristen, beter van jarenlange rechtszaken? Eigenlijk niemand, proefde ik toch ook tijdens de hoorzitting van de vaste Kamercommissie van VROM op 22 maart 2005. Het doorzetten van juridische procedures betekent dat de onderlinge verhoudingen nog jarenlang verstoord blijven, terwijl de boetebetaling aan de NMa juist moet zorgen voor het afsluiten van het verkeerde verleden.

Er is nog veel te bouwen in Nederland. Dat moeten we samen doen, op een andere wijze dan in het verleden, maar wel op basis van zakelijke verhoudingen die niet worden verstoord door allerlei juridische procedures. Nog afgezien van de tijd, de energie en de kosten voor alle betrokken partijen. Hopelijk kan de Kamer het kabinet daarvan overtuigen en wordt het principeakkoord door betrokkenen alsnog onderschreven.

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Bouwend Nederland (Brancheorganisatie)

Regeling met bouwers voor alle partijen positief | Infrasite

Regeling met bouwers voor alle partijen positief

Gouda – Dinsdag 5 april 2005 praat de Tweede Kamer met het kabinet over het afketsen van een regeling met bouwbedrijven over de afhandeling van claims in het kader van de bouwfraude. Alle partijen zouden er baat bij hebben als er alsnog een overeenkomst komt, stelt Ton Nelissen, vice-voorzitter van Bouwend Nederland.

Tegen beeldvorming is moeilijk te vechten. Het beeld is ontstaan dat bouwbedrijven door hun illegale werkafspraken de samenleving voor honderden miljoenen hebben benadeeld en dat opdrachtgevers dit teveel betaalde per project kunnen terugvorderen. Op basis van die gedachte hebben ze meer dan duizend claims neergelegd bij bouwbedrijven. De werkelijkheid is anders en minder eenvoudig. Door de afspraken, vooral gericht op het verdelen van werk, is er sprake geweest van het in stand houden van vormen van ondoelmatigheid. Dat is ook de reden dat de NMa de bouwers fors heeft beboet: mededingingsafspraken belemmeren de concurrentie en zijn daarom verboden. De bouwsector erkent dit. Hoewel de boetes voor veel bedrijven torenhoog zijn (soms enkele malen de jaarwinst), hebben vrijwel alle bedrijven gebruik gemaakt van het aanbod van de NMa om de boetes via een versnelde procedure te betalen. Ze zien daarmee af van jarenlange procedures en van het recht dat de NMa met gedetailleerde bewijsvoering moet komen. Maar inefficiency laat zich niet rechtstreeks vertalen in te hoge prijzen bij individuele projecten.

Bouwbedrijven zijn het fundamenteel oneens met de stelling dat opdrachtgevers geld zouden kunnen terugvorderen. Immers, hebben zij schade geleden en hoeveel dan wel? Ook de parlementaire enquetecommissie heeft die vraag niet kunnen beantwoorden. Maar dat er een algemeen maatschappelijk gebaar moet worden gemaakt, is de sector duidelijk. Daarom is samen met de opdrachtgevers, onder meer het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, een principeafspraak gemaakt over de claims. (Juist omdat de bouwbedrijven prijsopdrijving ontkennen, en daarmee directe schade voor opdrachtgevers, heeft het de nodige inspanningen gevergd om alle bedrijven zover te krijgen mee te werken aan de overeengekomen regeling, waarbij ook nog eens een evenwichtige verdeling tussen grote en kleinere bouwbedrijven is gerealiseerd. Ik besef dat anderen dat gemakkelijk als ”een probleem voor de bouw zelf” afdoen, maar het is wel een feit.)

In plaats van jarenlange juridische procedures kwamen alle betrokkenen tot de conclusie dat de oprichting van een “fonds” een goede bestuurlijk oplossing zou zijn. Bouwbedrijven dragen een bedrag af dat opdrachtgevers onderling kunnen verdelen. Daarmee willen een gebaar van goede wil maken om weer tot normale verhoudingen te komen en een bijdrage leveren aan toekomstgerichte studieprojecten. Anders dan is gesuggereerd, is het woord schikking hier niet op zijn plaats. Dat zou namelijk inhouden dat de feiten door alle partijen worden onderkend en dat er een bedrag wordt afgesproken om dit te compenseren. De bouw beschouwt het als een akkoord om het verleden te kunnen afsluiten. Wij willen namelijk onze aandacht weer op het werk kunnen richten om samen met overheden aan de slag kunnen gaan om de maatschappelijke problemen van woningtekorten en fileleed aan te pakken.

Alle partijen, tot en met betrokken ministers, konden zich vinden in deze bestuurlijke oplossing. De noodzaak en het belang van het ”schoon schip maken” wordt door iedereen onderschreven. De NMa heeft dit afgelopen tijd zelfs sterk gestimuleerd.

Voor het kabinet was het echter een brug te ver, omdat er te weinig geld beschikbaar zou zijn en omdat men kennelijk liever een juridisch traject wil inslaan. Voor mij is dat een onbegrijpelijke reactie. Wie worden er, behalve de juristen, beter van jarenlange rechtszaken? Eigenlijk niemand, proefde ik toch ook tijdens de hoorzitting van de vaste Kamercommissie van VROM op 22 maart 2005. Het doorzetten van juridische procedures betekent dat de onderlinge verhoudingen nog jarenlang verstoord blijven, terwijl de boetebetaling aan de NMa juist moet zorgen voor het afsluiten van het verkeerde verleden.

Er is nog veel te bouwen in Nederland. Dat moeten we samen doen, op een andere wijze dan in het verleden, maar wel op basis van zakelijke verhoudingen die niet worden verstoord door allerlei juridische procedures. Nog afgezien van de tijd, de energie en de kosten voor alle betrokken partijen. Hopelijk kan de Kamer het kabinet daarvan overtuigen en wordt het principeakkoord door betrokkenen alsnog onderschreven.

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Bouwend Nederland (Brancheorganisatie)