Reactie Kabinet op rapport TCI

Den haag – Eerste reactie van minister Peijs namens het Kabinet op het rapport van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten, 15 december 2004

“Op de eerste plaats wil ik namens het Kabinet mijn waardering uitspreken voor het grondige rapport van de tijdelijke commissie Infrastructuurprojecten onder voorzitterschap van de heer Duivesteijn. Het is een evenwichtig en zakelijk rapport, de analyse is helder. Alle actoren in het proces worden op evenwichtige wijze geanalyseerd en beschreven; opeenvolgende kabinetten en ministers; de Tweede Kamer; de ambtelijke apparaten; adviescolleges en het bedrijfsleven. Er liggen concrete aanbevelingen; ik kijk uit naar het debat met de Kamer.

De Commissie is ingesteld om via ervaringen uit het verleden, lessen te trekken voor de toekomst. Dat kan ertoe leiden dat de respectievelijke rollen van Rijk en Tweede Kamer waar het gaat om grote infraprojecten, helderder worden. De commissie schetst in haar rapport op een indringende wijze welke krachtenvelden er zijn in de omgeving van grote projecten. De complexiteit en dynamiek komen goed over het voetlicht. Ook de dilemma’s zijn helder geschetst. Bij herhaling onderstreept het rapport dat risico’s inherent zijn aan grote projecten evenals een stevig maatschappelijk en politiek debat. Ik onderschrijf dat. We zullen ook in de toekomst te maken blijven houden met risico’s.

Het kabinet stelt vast dat er door de commissie kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de wijze waarop met de grote projecten van de kant van het kabinet is omgegaan. Het kabinet neemt dat heel serieus en ik kom daar zo op terug.

Het is daarnaast een goede zaak dat de commissie in haar rapport nadrukkelijk aandacht vraagt voor de wijze waarop de Tweede Kamer haar rol in de besluitvorming van grote projecten vorm wil geven, te meer daar de commissie ook een kritische en eerlijke blik op het functioneren van de Tweede Kamer werpt. De grote maatschappelijke impact van grote projecten vereist dat zowel de Tweede Kamer als het kabinet hun rollen helderder en professioneler invullen.

Zoals gezegd gaat het rapport sterk in op de mogelijkheden die de Tweede Kamer heeft om haar rol te verbeteren. Daarbij wordt verwezen naar de leerervaringen die rond de projecten Betuweroute en HSL-Zuid zijn opgedaan. Over de voorgestelde verbeteringen die betrekking hebben op de interne werkwijze van de Tweede Kamer wacht het kabinet uiteraard met belangstelling op de discussie in de Kamer zelf.

Het kabinet heeft de afgelopen jaren niet stilgezeten. Zo heb ik in augustus van vorig jaar de notitie leerervaringen grote projecten naar de Kamer gestuurd. Hierdoor is de informatievoorziening aan de Kamer al verbeterd, met name op het punt van het helder benoemen van risico’s. Afgezien van een inkorting van de behoorlijk stroperige procedures hebben we later nog de onderzoeken naar de effecten van de infrastructuur gestroomlijnd. Dat is een soort maatschappelijke kosten batenanalyse. Bovendien is het spelregelkader voor de hele infrastructuur, dus niet alleen voor de grote projecten, aangepast. Overigens werken we al In die geest. We hebben een transparante procedure ontworpen om zo goed mogelijk met de Kamer vast te stellen of er een infrastructureel probleem is, wat het probleem dan is en wat eventueel een oplossing zou kunnen zijn. Om die fasen zo goed mogelijk te laten verlopen, hebben wij afgelopen jaar onze procedures veranderd, aangescherpt en geïntegreerd.

De interne aansturing van projecten wordt anders ingericht. Al vanaf het begin houden we rekening met de uitvoering. Vroeger was er een echte breuk daar waar je van beleid naar uitvoering ging. We begeleiden nu de financiële en procedurele kant van grote projecten in de uitvoeringsfase ook veel intensiever.

Op het gebied van wetgeving en procedures geeft de commissie een aantal voorzetten waarover het kabinet nader zal spreken nadat de Kamer zich daarover in het debat met de commissie een oordeel heeft geveld. Ook liggen er een aantal voorstellen over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen departementen en over de inrichting van de procedures rond de Ruimtelijke Ordening. De voorstellen die de commissie heeft op het terrein van de procedureregeling zijn interessant, maar vergen een grondige analyse. In het bijzonder het staatsrechtelijke aspect van het directe contact tussen ambtenaren en de Tweede Kamer is een zaak die nog nader oordeelsvorming vergt. Uiteraard zal hier de ministeriële verantwoordelijkheid gewaarborgd moeten blijven. Ook houdt het kabinet vast aan het uitgangspunt dat de regering regeert en de Tweede Kamer controleert. Tijdens zijn verhoor voor de commissie heeft de heer Tjeenk Willink hierover behartenswaardige woorden gesproken.

De commissie voert terecht een pleidooi voor adequate en tijdige informatievoorziening. Er kan geen twijfel aan zijn dat de Kamer recht heeft op informatie die haar in staat stelt om haar controle functie optimaal uit te oefenen.

Kern is dat er nu een voorstel ligt voor een nieuw toetsingskader. Daarover zal nu eerst het debat in de Kamer moeten plaatsvinden. Vervolgens zal het kabinet daar een oordeel over vellen. Als er daarna een gezamenlijk kader tussen Kamer en Kabinet wordt overeengekomen, dan wordt dat vanzelfsprekend toegepast op nieuwe, grote projecten.”

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Persbericht Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Reactie Kabinet op rapport TCI | Infrasite

Reactie Kabinet op rapport TCI

Den haag – Eerste reactie van minister Peijs namens het Kabinet op het rapport van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten, 15 december 2004

“Op de eerste plaats wil ik namens het Kabinet mijn waardering uitspreken voor het grondige rapport van de tijdelijke commissie Infrastructuurprojecten onder voorzitterschap van de heer Duivesteijn. Het is een evenwichtig en zakelijk rapport, de analyse is helder. Alle actoren in het proces worden op evenwichtige wijze geanalyseerd en beschreven; opeenvolgende kabinetten en ministers; de Tweede Kamer; de ambtelijke apparaten; adviescolleges en het bedrijfsleven. Er liggen concrete aanbevelingen; ik kijk uit naar het debat met de Kamer.

De Commissie is ingesteld om via ervaringen uit het verleden, lessen te trekken voor de toekomst. Dat kan ertoe leiden dat de respectievelijke rollen van Rijk en Tweede Kamer waar het gaat om grote infraprojecten, helderder worden. De commissie schetst in haar rapport op een indringende wijze welke krachtenvelden er zijn in de omgeving van grote projecten. De complexiteit en dynamiek komen goed over het voetlicht. Ook de dilemma’s zijn helder geschetst. Bij herhaling onderstreept het rapport dat risico’s inherent zijn aan grote projecten evenals een stevig maatschappelijk en politiek debat. Ik onderschrijf dat. We zullen ook in de toekomst te maken blijven houden met risico’s.

Het kabinet stelt vast dat er door de commissie kritische kanttekeningen worden geplaatst bij de wijze waarop met de grote projecten van de kant van het kabinet is omgegaan. Het kabinet neemt dat heel serieus en ik kom daar zo op terug.

Het is daarnaast een goede zaak dat de commissie in haar rapport nadrukkelijk aandacht vraagt voor de wijze waarop de Tweede Kamer haar rol in de besluitvorming van grote projecten vorm wil geven, te meer daar de commissie ook een kritische en eerlijke blik op het functioneren van de Tweede Kamer werpt. De grote maatschappelijke impact van grote projecten vereist dat zowel de Tweede Kamer als het kabinet hun rollen helderder en professioneler invullen.

Zoals gezegd gaat het rapport sterk in op de mogelijkheden die de Tweede Kamer heeft om haar rol te verbeteren. Daarbij wordt verwezen naar de leerervaringen die rond de projecten Betuweroute en HSL-Zuid zijn opgedaan. Over de voorgestelde verbeteringen die betrekking hebben op de interne werkwijze van de Tweede Kamer wacht het kabinet uiteraard met belangstelling op de discussie in de Kamer zelf.

Het kabinet heeft de afgelopen jaren niet stilgezeten. Zo heb ik in augustus van vorig jaar de notitie leerervaringen grote projecten naar de Kamer gestuurd. Hierdoor is de informatievoorziening aan de Kamer al verbeterd, met name op het punt van het helder benoemen van risico’s. Afgezien van een inkorting van de behoorlijk stroperige procedures hebben we later nog de onderzoeken naar de effecten van de infrastructuur gestroomlijnd. Dat is een soort maatschappelijke kosten batenanalyse. Bovendien is het spelregelkader voor de hele infrastructuur, dus niet alleen voor de grote projecten, aangepast. Overigens werken we al In die geest. We hebben een transparante procedure ontworpen om zo goed mogelijk met de Kamer vast te stellen of er een infrastructureel probleem is, wat het probleem dan is en wat eventueel een oplossing zou kunnen zijn. Om die fasen zo goed mogelijk te laten verlopen, hebben wij afgelopen jaar onze procedures veranderd, aangescherpt en geïntegreerd.

De interne aansturing van projecten wordt anders ingericht. Al vanaf het begin houden we rekening met de uitvoering. Vroeger was er een echte breuk daar waar je van beleid naar uitvoering ging. We begeleiden nu de financiële en procedurele kant van grote projecten in de uitvoeringsfase ook veel intensiever.

Op het gebied van wetgeving en procedures geeft de commissie een aantal voorzetten waarover het kabinet nader zal spreken nadat de Kamer zich daarover in het debat met de commissie een oordeel heeft geveld. Ook liggen er een aantal voorstellen over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen departementen en over de inrichting van de procedures rond de Ruimtelijke Ordening. De voorstellen die de commissie heeft op het terrein van de procedureregeling zijn interessant, maar vergen een grondige analyse. In het bijzonder het staatsrechtelijke aspect van het directe contact tussen ambtenaren en de Tweede Kamer is een zaak die nog nader oordeelsvorming vergt. Uiteraard zal hier de ministeriële verantwoordelijkheid gewaarborgd moeten blijven. Ook houdt het kabinet vast aan het uitgangspunt dat de regering regeert en de Tweede Kamer controleert. Tijdens zijn verhoor voor de commissie heeft de heer Tjeenk Willink hierover behartenswaardige woorden gesproken.

De commissie voert terecht een pleidooi voor adequate en tijdige informatievoorziening. Er kan geen twijfel aan zijn dat de Kamer recht heeft op informatie die haar in staat stelt om haar controle functie optimaal uit te oefenen.

Kern is dat er nu een voorstel ligt voor een nieuw toetsingskader. Daarover zal nu eerst het debat in de Kamer moeten plaatsvinden. Vervolgens zal het kabinet daar een oordeel over vellen. Als er daarna een gezamenlijk kader tussen Kamer en Kabinet wordt overeengekomen, dan wordt dat vanzelfsprekend toegepast op nieuwe, grote projecten.”

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Neem nu een Infrasite Premium abonnement voor € 12,- per maand.

ABONNEREn

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Persbericht Ministerie van Verkeer en Waterstaat