Externe meningen bevestigen complexiteit natte pilot PIM

Rijkswaterstaat toetst bij bedrijven en wetenschappers regelmatig de opzet en filosofie van het groeicontract voor de natte pilot in Zeeland; ‘Zitten we op het goede spoor?”. De pilot was onderwerp op workshops over Life Cycle Management (bij TNO) en infra assetmanagement (bij CURNET), en tijdens een masterclass over het Living Building Concept (ECI/TU Delft). Op het PIM Congres 2007 hield het contractbeheerteam haar eerste officiële presentatie. De reacties zijn doorgaans enthousiast, maar tegelijk klinkt de waarschuwing om de complexiteit van het groeicontract niet te onderschatten.

Ideaalplaatje

“Life Cycle Management is vertrekpunt voor de samenwerking in het groeicontract”, vertelt Hans Lievense, adviseur bij TNO. “Je benut de kennis van de markt beter, meer ruimte voor innovatie, bedrijfsprocessen worden functiegestuurd in plaats van budgetgestuurd, inzicht in de benodigde middelen verbetert. Met het Living Building Concept anticipeert het contract op wijzigingen in technologische mogelijkheden en in behoeften van gebruikers.”

Lievense is optimistisch, maar hij relativeert ook. “Ik schets een ideaalplaatje. Het gaat niet in één keer. De bekendheid met integraal onderhoud moet toenemen, en bij Rijkswaterstaat moet verder doordringen dat het groeicontract alleen zin heeft als de markt ruimte krijgt voor een eigen inbreng.”

Risico’s

Volgens Dick Toussaint, hoofd adviesgroep Installatietechniek bij Arcadis, zit het groeicontract prima in elkaar. Hij is blij met de nieuwe rolverdeling tussen het Rijk en het bedrijfsleven, en hij juicht toe dat ze Life Cycle Management en het Living Building Concept (LBC) omarmen. “Mits bedrijven goed beslagen ten ijs komen, met bekwame, technische mensen met een behoorlijk abstractieniveau”, vindt Toussaint: “Het ontbreekt bedrijven aan de benodigde kennis, vooral om deze contracten te vertalen naar de uitvoering. Ze denken ook te licht over de risico’s. Boetes volgen als het proces niet volgens plan verloopt en daarmee de planning wordt overschreden.”

Het kennisprobleem is volgens Toussaint onder meer te tackelen als ingenieursbureaus en bouwwereld samenwerken, zoals bij PPS-constructies (Publiek Private Samenwerking). “En houdt tenderteams intact na de gunning. Zet teams van aannemer en Rijkswaterstaat tijdens de uitvoering letterlijk bij elkaar.”

Cultuur

Contracten als het groeicontract zijn ingewikkeld. Toussaint adviseert daarom te controleren of een bedrijf het echt kán. ‘Kijk naar hun cultuur: zijn ze opgewassen tegen dit soort opdrachten? Hoe is hun personeelsbestand opgebouwd? Hebben ze de kennis?’ Directies moeten niet alleen interesse tonen in de prijs, maar werkelijk betrokken zijn en zich terdege realiseren waar ze op inschrijven, vindt Toussaint. “En gebruik bij ingewikkelde projecten mediators, die ingrijpen zodra het project uit de hand dreigt te lopen.”

Pittig

Bij de TU Delft onderkent Opleidingsdirecteur Jules Verlaan dat een integraal contract pittig is voor een bedrijf. “Niet elk bouwbedrijf kan dit aan, oké, maar niet de hele bouw hoeft om. Sommigen zullen een andere strategie willen volgen, zoals ‘costleadership’, bijvoorbeeld tegen de laagste prijs asfalteren. Het Living Building Concept benadrukt het aanbieden van een assortiment. ‘Wij hebben verschillende tunnels in de aanbieding, welk model wilt u?’ Met LBC werk je heel doordacht, en je bouwt flexibiliteit in. Een contract moet weliswaar gebaseerd zijn op levensduuranalyse, maar hoeft daarom nog niet langer dan vijf, zes jaar te duren. Voor een volgend contract een nieuwe aanbieder vinden blijft lastig. Daar wordt nu studie naar verricht.”

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Partnerprogramma Infrastructuur Management (PIM)

Externe meningen bevestigen complexiteit natte pilot PIM | Infrasite

Externe meningen bevestigen complexiteit natte pilot PIM

Rijkswaterstaat toetst bij bedrijven en wetenschappers regelmatig de opzet en filosofie van het groeicontract voor de natte pilot in Zeeland; ‘Zitten we op het goede spoor?”. De pilot was onderwerp op workshops over Life Cycle Management (bij TNO) en infra assetmanagement (bij CURNET), en tijdens een masterclass over het Living Building Concept (ECI/TU Delft). Op het PIM Congres 2007 hield het contractbeheerteam haar eerste officiële presentatie. De reacties zijn doorgaans enthousiast, maar tegelijk klinkt de waarschuwing om de complexiteit van het groeicontract niet te onderschatten.

Ideaalplaatje

“Life Cycle Management is vertrekpunt voor de samenwerking in het groeicontract”, vertelt Hans Lievense, adviseur bij TNO. “Je benut de kennis van de markt beter, meer ruimte voor innovatie, bedrijfsprocessen worden functiegestuurd in plaats van budgetgestuurd, inzicht in de benodigde middelen verbetert. Met het Living Building Concept anticipeert het contract op wijzigingen in technologische mogelijkheden en in behoeften van gebruikers.”

Lievense is optimistisch, maar hij relativeert ook. “Ik schets een ideaalplaatje. Het gaat niet in één keer. De bekendheid met integraal onderhoud moet toenemen, en bij Rijkswaterstaat moet verder doordringen dat het groeicontract alleen zin heeft als de markt ruimte krijgt voor een eigen inbreng.”

Risico’s

Volgens Dick Toussaint, hoofd adviesgroep Installatietechniek bij Arcadis, zit het groeicontract prima in elkaar. Hij is blij met de nieuwe rolverdeling tussen het Rijk en het bedrijfsleven, en hij juicht toe dat ze Life Cycle Management en het Living Building Concept (LBC) omarmen. “Mits bedrijven goed beslagen ten ijs komen, met bekwame, technische mensen met een behoorlijk abstractieniveau”, vindt Toussaint: “Het ontbreekt bedrijven aan de benodigde kennis, vooral om deze contracten te vertalen naar de uitvoering. Ze denken ook te licht over de risico’s. Boetes volgen als het proces niet volgens plan verloopt en daarmee de planning wordt overschreden.”

Het kennisprobleem is volgens Toussaint onder meer te tackelen als ingenieursbureaus en bouwwereld samenwerken, zoals bij PPS-constructies (Publiek Private Samenwerking). “En houdt tenderteams intact na de gunning. Zet teams van aannemer en Rijkswaterstaat tijdens de uitvoering letterlijk bij elkaar.”

Cultuur

Contracten als het groeicontract zijn ingewikkeld. Toussaint adviseert daarom te controleren of een bedrijf het echt kán. ‘Kijk naar hun cultuur: zijn ze opgewassen tegen dit soort opdrachten? Hoe is hun personeelsbestand opgebouwd? Hebben ze de kennis?’ Directies moeten niet alleen interesse tonen in de prijs, maar werkelijk betrokken zijn en zich terdege realiseren waar ze op inschrijven, vindt Toussaint. “En gebruik bij ingewikkelde projecten mediators, die ingrijpen zodra het project uit de hand dreigt te lopen.”

Pittig

Bij de TU Delft onderkent Opleidingsdirecteur Jules Verlaan dat een integraal contract pittig is voor een bedrijf. “Niet elk bouwbedrijf kan dit aan, oké, maar niet de hele bouw hoeft om. Sommigen zullen een andere strategie willen volgen, zoals ‘costleadership’, bijvoorbeeld tegen de laagste prijs asfalteren. Het Living Building Concept benadrukt het aanbieden van een assortiment. ‘Wij hebben verschillende tunnels in de aanbieding, welk model wilt u?’ Met LBC werk je heel doordacht, en je bouwt flexibiliteit in. Een contract moet weliswaar gebaseerd zijn op levensduuranalyse, maar hoeft daarom nog niet langer dan vijf, zes jaar te duren. Voor een volgend contract een nieuwe aanbieder vinden blijft lastig. Daar wordt nu studie naar verricht.”

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Partnerprogramma Infrastructuur Management (PIM)