Nieuwjaarstoespraak burgemeester Job Cohen Amsterdam

Nieuwjaarsontvangst toespraak van burgemeester Job Cohen op 1 januari 2009

Dames en heren,

Ik heet u van harte welkom op deze traditionele nieuwjaarsontvangst van Amsterdam. Het doet mij wederom een groot genoegen dat u allen gevolg hebt willen geven aan de uitnodiging van het gemeentebestuur. En traditiegetrouw zal ik u deelgenoot maken van enige bespiegelingen voor het nieuwe jaar.

Laat ik beginnen met een klein verhaaltje. Op een dag verscheen er een man in een dorp. Hij wilde eikels kopen en was bereid daar één euro per stuk voor betalen. Omdat er veel eikenbomen in het dorp stonden, begonnen de dorpsgenoten snel eikels te verzamelen. De man kocht ze een week later allemaal voor een euro per stuk.

En hij zei dat hij een week later zou terugkomen en dan vijf euro per stuk zou betalen.Opnieuw begonnen de dorpsgenoten eikels te verzamelen, alhoewel er veel minder over waren. De man verscheen een week later, betaalde de beloofde vijf euro per stuk en verklaarde een week later opnieuw te verschijnen en dan twintig euro per stuk te betalen.

Bij het dorp was geen eikel meer te vinden, maar toevalligerwijs kwam er net op dat moment een andere man met een grote zak eikels naar het dorp. De dorpsbewoners kochten de hele zak voor €15 per eikel. U begrijpt het al: de eerste man kwam niet meer opdagen. De dorpsbewoners waren hun geld kwijt, en het enige dat overbleef was een grote hoeveelheid eikels.

Dames en heren,

De kredietcrisis heeft de wereld in haar greep. Roekeloos gedrag op de financiële markten heeft geleid tot een kettingreactie en het instorten van het vertrouwen in de economie, met als gevolg een economische recessie waarvan wij de omvang nog niet kennen, maar die ook Amsterdam treft. Het is niet de eerste keer dat de wereld door een recessie wordt getroffen, en al helemaal niet dat Amsterdam wordt geraakt. Zo vooruitstrevend als Amsterdam was met de oprichting, in 1611, van de allereerste openbare aandelenbeurs ter wereld waar de handel in aandelen en obligaties vrij was – een innovatie die in niet geringe mate bijdroeg aan het belang van de stad als financieel centrum – , zo deed zich enige tijd later op de Amsterdamse beurs ook de allereerste beurskrach ter wereld voor met de beruchte tulpencrisis die tot ongekende speculatie had geleid. Om precies te zijn tussen 1630 en 1637 ontstond er in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden rond de tulpenbol een bizarre rage, waarbij tulpenbollen voor enorme prijzen verkocht werden: een enkele bol kostte ten slotte meer dan een Amsterdams grachtenpand. De instorting van de markt leidde tot een financiële crisis, overigens van lokale aard: alleen stedelingen in Holland en Utrecht hadden zich met de speculaties ingelaten.

Alhoewel de Sinterklaas- en kerstomzetten anders suggereren, beginnen we de gevolgen van de economische crisis in de stad al te merken: bouwprojecten worden uitgesteld of afgelast, ondernemers krijgen moeite met hun financiering, de gemeente zal rekening moeten houden met minder financiële ruimte voor de komende jaren. In het besef dat het gemeentebestuur maar een radertje vormt in het grote geheel, wil het gemeentebestuur toch alles in het werk stellen om de recessie zo goed mogelijk tegemoet te treden. Wij streven ernaar grote projecten verder te brengen en uit te voeren, wij dragen ertoe bij dat onze stadgenoten goed worden opgeleid zodat zij, als de economie weer aantrekt, daarin hun talenten kunnen ontplooien, wij blijven er op gericht dat iedereen meedoet in onze samenleving, wat in de komende periode wel eens meer inspanningen zal vergen, zeker ten aanzien van diegenen die nu onder of tegen de armoedegrens aanzitten, en dat zijn er in onze stad nog steeds te veel.

Ik sprak over grote projecten. Bij een aantal daarvan wil ik stil staan. Laat ik beginnen met te zeggen dat grote projecten altijd risicovol zijn. Het gold voor de aanleg van de eerste metro – waar zelfs de grootste tegenstanders van weleer nu erkennen dat die voor de ontwikkeling van de stad van groot belang is –, het gold voor de aanleg van de Stopera die ons uiteindelijk een nieuw stadhuis en de zo lang gewenste opera heeft opgeleverd, en het geldt voor projecten die wij nu onder handen hebben. Over de Noord-Zuidlijn hoef ik in dat verband niet veel te zeggen: we weten dat hij een stuk duurder wordt dan eertijds is gedacht en we weten ook dat het een risicovol project blijft. En des te zuurder is het om te constateren dat de verzakkingen van het afgelopen jaar – rampzalig voor de bewoners – het gevolg waren van menselijke fouten, niet van risicovolle techniek. Toch moeten we ons blijven beijveren om de risico’s zo goed mogelijk te tackelen. Sommigen zullen ons in dit verband betichten van een tunnelvisie. Zij hebben groot gelijk, die tunnel tussen Noord en Zuid is van essentieel belang voor de toekomst van onze stad. En ondanks de risico’s blijven heel veel stadgenoten met het stadsbestuur dat belang onderschrijven.

Risico’s, dat geldt ook voor een ander hoogwaardig project, dat door onze stadskrant maar vast is ingedeeld bij de zeperds van het afgelopen jaar. Tussen haakjes: waarom wel, met schijnbaar genoegen, spreken over de tien zeperds van het jaar, en niet op zoek gaan naar de tien zegeningen van het jaar? Ik heb het over de afval-energie-centrale, die met een flink aantal kinderziektes te kampen heeft. Kinderziektes van een centrale die zijn gelijke in de wereld niet kent, een hoogwaardige technische oplossing voor verscheidene milieuproblemen: het verwerken van afval op een milieuvriendelijke manier, en het opwekken van warmte en elektriciteit uit diezelfde, door ons allen geproduceerde enorme stapel afval.

Het belang van de Zuidas overstijgt het belang van de regio, is zelfs van nationaal belang. De Zuidas heeft het in zich om een Europese toplocatie te worden. De ligging is optimaal, op een steenworp van zowel Schiphol, telkens opnieuw beoordeeld als één van de beste luchthavens ter wereld, als de Amsterdamse binnenstad en te midden van alle vormen van vervoer: auto, bus, metro, trein, schip, vliegtuig. In de grote internationale concurrentie tussen steden heeft Amsterdam de Zuidas met een financiële sector van internationale betekenis en een milieu waarin hoofdkantoren gedijen, nodig. De financiële sector is daarbij essentieel en die zullen wij dan ook steunen, zoveel als wij kunnen. Wij maken deel uit van het Holland Financial Centre en wij dragen bij aan het tot stand brengen van topopleidingen op financieel gebied, waarbij wij graag zien dat die opleidingen mede van belang zijn voor die andere uitdaging die de hele wereld raakt, het klimaat en het milieu.

Dan de zeesluis, nodig om de toekomst veilig te stellen van onze haven zodat wij ook over enkele jaren alle grote schepen kunnen ontvangen. De Amsterdamse haven heeft het de afgelopen jaren geweldig gedaan, niet het minst doordat wij de beschikking hebben over de Ceresterminal – een succes dat nog maar een paar jaar geleden in het rijtje met zeperds werd bijgeschreven – over risico’s gesproken. Tot mijn tevredenheid zie ik dat de havens van Amsterdam en Rotterdam meer samen gaan optrekken. Wie zich realiseert dat de grootste haven aan de andere kant van de wereld, Shanghai, in feite bestaat uit twee havens op meer dan zeventig kilometer afstand van elkaar, begrijpt dat.

Ik benoem nog een drietal grote projecten. De gemeente is bezig om de stad van glasvezel te voorzien in een publiek-private samenwerking. Het heeft moeite gekost om regering en Europese Commissie ervan te overtuigen dat deze samenwerking uit concurrentie-overwegingen door de beugel kon, maar nu is er sprake van een Amsterdamse standaard waar de wereld met grote belangstelling naar kijkt. De verwachting is dat het fijnmazige van-deur-tot-deur-glasvezelnetwerk een enorme impuls zal geven aan de economie en dankzij allerlei specifieke toepassingen ook aan de sociale cohesie.

1012,het oude stadshart met de Wallen en het Damrak. Een prachtig stuk van de stad, waar zoveel aan criminaliteit gelieerde functies in zodanige mate samenkomen, dat het gemeentebestuur besloten heeft om daar onalledaags in te grijpen. Niet om zedenmeester te spelen, wel om criminaliteit terug te dringen en weer controle over het gebied te krijgen. En om een toegangspoort naar de stad te maken die het waard is om die naam te hebben. Ook hier gaat het om en project dat jaren zal vergen, ook hier zijn risico’s aan verbonden.

Ten slotte noem ik de Amsterdamse aanpak in verband met de klimaatcrisis. Misschien de afgelopen maanden door de kredietcrisis iets minder in de belangstelling, maar op termijn van niet te onderschatten belang. De klimaatcrisis is nu nog vooral abstract, maar heeft het karakter van een sluipmoordenaar. Recent onderzoek laat zien dat de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer sneller toeneemt dan verwacht en alles wijst er op dat de aarde steeds sneller opwarmt.

Amsterdam heeft een eigen, ambitieus programma gericht op het terugdringen van de CO2-uitstoot: 40% minder in 2025 ten opzichte van 1990. Maar wij realiseren ons terdege dat een schoner Amsterdam op zichzelf niet van veel betekenis is voor de rest van de wereld – tenzij onze methoden en technieken geëxporteerd kunnen worden. Alleen steden waar innovatieve bedrijven nieuwe slimme en schone oplossingen aandragen, toepassen en verder de wereld in brengen zijn de topsteden van de wereld van morgen. Daarom gaat Amsterdam samen met bedrijven, maar ook met woningcorporaties, scholen en andere partners aan de slag om de stad klaar te maken voor een gezonde toekomst.

Dames en heren,

Bij al deze grote projecten is het van belang dat er intensief en goed wordt samengewerkt door alle betrokkenen. Gemakkelijk is dat niet altijd, want ook hier geldt dat de ketting zo sterk is als zijn zwakste schakel. En wij zijn er erg goed in geworden om, wanneer er iets niet gegaan is zoals bedoeld was, die zwakste schakel op te sporen en om procedures te maken die die problemen kunnen beheersen. Zo zijn wij terecht gekomen in een wereld die vol is van regels en controlemechanismen. Blijkt er het nodige mis in het toezicht van de financiële sector, daar is, begrijpelijk en terecht, de roep om nieuwe en stringentere regels. Zie hoe vol bureaucratie de sociale en medische sector is georganiseerd; ons eigen monster van Frankenstein is er een voorbeeld van. Deze mechanismen zijn vanzelfsprekend; natuurlijk is toezicht en verantwoording nodig.

Toch is het goed om op een paar schaduwzijden te wijzen. Ik kreeg laatst een mailtje van iemand die werkzaam is in de vrouwenopvang, in een organisatie die drijft op een aantal subsidies. Over al die subsidies moet verantwoording worden afgelegd, en iedere subsidiegever stelt zo zijn eigen eisen. Gevolg: meer dan de helft van de subsidie gaat op aan administratiekosten, meer dan de helft! Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Zomin als het de bedoeling kan zijn dat werkers in de zorg zoveel tijd kwijt zijn aan administratie, of, omgekeerd, dat diegenen die voor hun zorg afhankelijk zijn van zowel de AWBZ als de WMO, zich op twee totaal verschillende manieren moeten verantwoorden en soms door de bomen het bos niet meer zien. Ik kwam hetzelfde fenomeen tegen op het terrein van de armoedebestrijding. Ook daar zijn tal van naast elkaar staande regelingen die zo allemaal hun eigen regime kennen.

Ik denk dat vertrouwen hier een kernwoord is. Langzaam maar zeker zijn wij van een high-trust society terecht gekomen in een low-trust society. In een high-trust society vertrouwen we elkaar. Wij gaan er dan van uit dat de ander doet wat past bij diens professie, dat hij integer is en dat wij van elkaar eenzelfde idee hebben over integriteit, over goed en fout, over wat moreel aanvaardbaar is en wat niet. Natuurlijk worden er ook dan fouten gemaakt, want het blijft allemaal mensenwerk. Toch hoef je in zo’n maatschappij niet zoveel tijd en geld te spenderen aan toezicht en controle. Je accepteert dat er dingen mis gaan. Maar wanneer je de ander niet vertrouwt, of wanneer blijkt dat de ander niet te vertrouwen is, dan moet er veel meer gecontroleerd worden, en dan doet iedereen dat snel op zijn eigen manier, in toenemende mate en met groot gevoel voor detail.

Laten we wel wezen: de kredietcrisis draagt er, om het zacht uit te drukken, niet toe bij om dat vertrouwen in elkaar of vertrouwen in elkaars professie te versterken. In de financiële sector lijkt er alle reden om de toezichtmechanismen opnieuw te bekijken en zo te organiseren dat zij ook daadwerkelijk worden gehanteerd. Vertrouwen in elkaar en in elkaars professie moet versterkt worden. Maar dat gaat niet alleen via toezicht en controle. Op andere terreinen, zoals in de zorg, in de sociale sector of in het onderwijs zijn professionals soms zo ingeperkt dat dat ten koste gaat van hun eigenlijke werk; ik gaf daar al een paar voorbeelden van. Dat kan leiden tot daling van de kwaliteit van dienstverlening, wat ook weer tot verlies van vertrouwen kan leiden. Daarom is het òòk van belang professionals binnen heldere grenzen ruimte te geven en maatwerk te laten leveren; niet te vragen om iedere seconde iedere euro te verantwoorden, te accepteren, uiteraard binnen grenzen, dat er fouten worden gemaakt.. Het zal bovendien de regeldruk verminderen, want niet iedere gemaakte fout hoeft onmiddellijk gevolgd te worden door een nieuwe regel.

Voor het versterken van dat vertrouwen moet wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Enkele daarvan heb ik al genoemd: gedeelde ideeën over moraal en integriteit, over wat geoorloofd is en wat niet. En ik voeg eraan toe: transparantie en debat daarover. Laat zien waar de problemen liggen en bespreek ze. Ik heb het gevoel dat de tijd er rijp voor is om opnieuw dergelijke gemeenschappelijke ideeën op te bouwen. Binnen de gemeente zijn we daar al een tijd mee bezig. Ons Bureau Integriteit entameert samen met bestuurders en ambtenaren discussie over de vraag hoe te handelen in lastige gevallen. Wat is over de schreef en waarom? Hoe transparant ben je in je handelen? Ik vind dat dit soort discussies in iedere professie behoort plaats te vinden; ze zijn een manier om stapje voor stapje terug te keren in de richting van een high-trust society.

En zo ben ik terug bij onze stad, want vertrouwen past in de Amsterdamse traditie van tolerantie, creativiteit en diversiteit. Die traditie biedt Amsterdam bovendien veel vrijheid en ruimte voor initiatief, en dat zijn belangrijke wapens in een economisch lastige tijd. De constante toestroom en doorstroom van allerlei nieuwe mensen en de nieuwe invloeden die zij meebrengen, hebben geleid tot een open blik op de wereld, tot pionieren, tot vrijheden op het gebied van meningsuiting, godsdienst, seks en drugs. Die vrijheden moeten we koesteren, en tegelijkertijd de grenzen ervan bewaken. Vrijheid van meningsuiting? Jazeker, net zo goed als vrijheid van godsdienst – van iedere godsdienst, tot de grenzen van de wet. Een opvatting hebben mag, gedrag dat niet verboden is, màg – en laten we niet te snel gaan verbieden, maar het debat met elkaar blijven voeren. Maar àls het verboden is, dan moet er wel opgetreden worden. Softdrugs verbieden? Nee, maar de twilight zone met een verboden achterdeur biedt criminaliteit te veel ruimte. Ons Red Light district afschaffen? Ik dacht het niet. Maar wel optreden tegen witwassen en vrouwenhandel, zo goed als er opgetreden moet worden tegen criminaliteit en overlast, ten behoeve van ons aller veiligheid. Daarvoor staan onze hulpdiensten brandweer, politie en ambulances dag en nacht paraat – en afgelopen jaar hebben wij gezien dat zij het daarbij soms onaanvaardbaar moeilijk hebben – met de tragische dood van politie-agente Gabrielle Cevat als absoluut dieptepunt.

Dames en heren,

Ik neem u, tot slot, mee naar het verleden. In 1545 was Antwerpen hèt handelscentrum van de Lage Landen, goed voor 75% van de Nederlandse export, tegenover een schamele 6% voor Amsterdam. Maar door de 80-jarige oorlog met Spanje kregen de Zuidelijke Nederlanden te maken met jarenlange chaos en geweld. Toen de Spanjaarden in 1585 Antwerpen innamen, legden de noordelijke provincies een blokkade in de monding van de Schelde, waardoor de handel in Antwerpen nagenoeg stil kwam te liggen.

Het resultaat was dat er vanaf 1585 een stroom vluchtelingen op gang kwam vanuit Antwerpen naar Amsterdam, bestaande uit rijke handelaars, vaklieden, handwerkers en kunstenaars, met in hun kielzog een keur aan gelukzoekers. En in dezelfde periode kwamen er vele bekeerde en niet bekeerde Joden uit Portugal en Spanje naar Amsterdam, op de vlucht voor de inquisitie. Zij profiteerden van het relatief vrije en verdraagzame Amsterdam en van de nieuwe economische kansen in de stad.

Al deze migratie veroorzaakte een toevloed van nieuw kapitaal, nieuwe kennis, technologie, handel en industrieën, en vele, vele handen om al het werk te doen. Ook werden nieuwe ideeën, gebruiken en ontwikkelingen in kunst en cultuur in Amsterdam geïntroduceerd. Die ontwikkelingen staan aan de basis van het huidige Amsterdam en de diverse samenstelling ervan.

Deze periode neemt Russell Shorto tot uitgangspunt voor een beschouwing ter gelegenheid van de herdenking dat kapitein Henry Hudson, die toen onder contract stond van de VOC, precies 400 jaar geleden de rivier opvoer die nu zijn naam draagt. De 400-jaar oude banden tussen Amsterdam en New York herdenken we dit jaar en ter gelegenheid daarvan ontvangt u straks allemaal bij het naar huis gaan een klein boekje. Ik citeer Shorto daaruit:

“Als je de gebeurtenissen in de 17de eeuw goed bekijkt, zie je dat de Nederlandse uitvinding van tolerantie te midden van omwentelingen en tumult tot stand kwam. (…) Het was tijdens die vreedzame periodes (…) dat het idee van tolerantie jegens anderen ontstond en aansloeg. Bij de dreiging van oorlog sloot de samenleving zich vervolgens weer af, werd conservatiever, en bevreesd en beperkend. Diezelfde cyclus herhaalt zich in onze tijd. We leven in een overgangsperiode waarin oude waarheden wankelen, en optimisme wordt vermengd met bezorgdheid.

“Ondanks alle bezorgdheid zijn de vruchten van het 17de eeuwse Amsterdam en New York duidelijk aanwezig in de 21ste eeuw. Hoofddoeken en keppeltjes, minaretten en pagodes, curry en kruidnagel: het stadspanorama is een palet van tolerantie. Maar is dat niet het palet van elke moderne stad? Inderdaad, en hier ligt het belangrijkste punt: deze karakteristieken waarmee Amsterdam in de 17de eeuw voorloper was, en overbracht naar Nieuw Amsterdam – en New York – vormden de grondslag voor de eerste multiculturele stad in de nieuwe wereld. Die grondslag is nu universeel, deel van elke moderne stad, onderdeel van de definitie van een moderne samenleving.”. Einde citaat.

Dames en heren,

Wij vormen een gemeenschap van, voor en door burgers die zich zowel vrijwillig als beroepshalve voor onze stad inzetten. Die inzet vergt de bereidheid tijd te reserveren, de bereidheid daarvoor verantwoordelijkheid te dragen en de bereidheid om zich voor anderen in te zetten, tot nut van ons allen en tot groei en bloei van onze stad. Dat dóet u allen en daarvoor is het gemeentebestuur u zeer erkentelijk. Zich inzetten voor de stad vereist een bepaalde mate van ‘engagement’, dat ik niet beter kan uitleggen dan met een Engelse vergelijking over een uitsmijter-ham. Het gaat om het verschil tussen enerzijds ‘betrokkenheid’ en anderzijds ‘toewijding’: ‘the difference between ‘involvement’ and ‘commitment’ is like an eggs-and-ham breakfast: the chicken was ‘involved’ – the pig was ‘committed’.

Ik laat in vol vertrouwen de verantwoordelijkheid aan u of u betrokken of toegewijd bent; u draagt onze stad een even warm hart toe als ikzelf.

In u wens ik Amsterdam een misschien niet gemakkelijk, maar wel gelukkig nieuwjaar.

Achtergrondinformatie (verzorgd door de redactie van Infrasite)
In Infrasite Projecten vindt u meer informatie over Noord-Zuidlijn Amsterdam

Amsterdam Zuidas

Zeetoegang IJmond

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding