Stadsgewestelijk vervoer

Met stadsgewestelijk vervoer (SGV) wordt vervoer bedoeld dat specifiek is toegesneden op de behoeften van een stadsgewest of agglomeratie.

Voor een agglomeratie is een goed vervoersysteem van levensbelang. Maar de bestaande vervoersystemen zijn vaak ontstaan vanuit een stedelijk schaalniveau of vanuit een landelijk schaalniveau. De stedelijke vervoersystemen zijn vaak te langzaam om in de behoeften van de agglomeratie te kunnen voorzien, terwijl de landelijke systemen onvoldoende capaciteit hebben. Het gevolg is dat autowegen en spoorwegen die eigenlijk voor interlokaal vervoer waren aangelegd vol staan met agglomeratief verkeer en dat de agglomeraties last hebben van congestie.

Omdat railsystemen een zeer hoge capaciteit kunnen hebben zijn het vaak railsystemen (Metro, Lightrail) die de behoefte aan SGV vervullen. Railbedrijven onderkennen deze behoefte en willen er graag op inspelen (zie Railforum publicatie "Nieuwe netwerken in Nederland")

Eigenschappen

Om aan de behoefte te kunnen voldoen moet stadsgewestelijk vervoer zich richten op verplaatsingsafstand tussen de tien en veertig kilometer in stedelijke netwerken. Dit heeft consequentie voor:

    Snelheid, deze moet zodanig dat de totale verplaatsing in 30 tot 45 minuten gemaakt kan worden.

    Fijnmazigheid en halteafstand, deze moet zodanig zijn dat de woning maximaal een kilometer van de halte is. Hierbij neemt stadsgewestelijk vervoer een tussenpositie tussen stedelijk (waar driehonderd meter wordt nagestreefd) en nationaal vervoer (waar drie kilometer nog acceptabel wordt gevonden).
    Frequentie, om als kwalitatief hoogwaardig te kunnen worden aangemerkt moet deze minimaal vier keer per uur bedragen.

Vraag en aanbod

Om concurrerend te zijn met gemotoriseerd individueel vervoer dient SGV frequent en fijnmazig te zijn. Om het frequent en fijnmazig te kunnen exploiteren, met een redelijke kostendekkingsgraad, is veel gebruik van dit openbaar vervoer nodig. Veel gebruik wordt gegenereerd door langs de verbindingen te verdichten – hoge bewoningsdichtheid te realiseren zie ook het Knoop-plaatswaardemodel van Luca Bertolini.

Realisering

Bij SGV zijn veel partijen betrokken. We leven in een netwerksamenleving waarbinnen geen van de partijen de mogelijkheid heeft zijn wil ontegenzeggelijk aan de andere partijen op te leggen. Gemeenten, regionale en provinciale opdrachtgevers, het rijk, vervoerders en projectontwikkelaars zijn van elkaar afhankelijk voor het succesvol realiseren van SGV projecten. Er dient dus focus te zijn om de belangen te stroomlijnen en te beheren in plaats van te beheersen. Daarvoor dient de opdrachtgever over voldoende relevante kennis te beschikken. Door marktpartijen vroeg in het proces te betrekken kunnen regionale overheden zorgen dat de benodigde kennis beschikbaar komt.

Financiële en veiligheidsrisico’s bepalen een groot deel van de opgave rondom projecten. Fondsvorming is een belangrijk instrument om de financiële risico’s te delen en een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te organiseren. Gezamenlijk opgezet gebiedsgericht veiligheidsmanagement is cruciaal om de kosten van de veiligheidsrisico’s in te dammen. Dynamisch veiligheidsmanagement – het door monitoring vast- en bijstellen van veiligheidseisen – biedt kansen om innovaties als lightrail mogelijk en betaalbaar te maken.

Goede en transparante besluitvormingsprocedure vanuit de opdrachtgeverskant prikkelt marktpartijen om vanuit de verschillende belangen tot een optimaal resultaat te komen.

Sprinter

Begin jaren ’70 onderkende NS het belang van SGV. Men opende nieuwe voorstadshaltes en opende zelfs een compleet nieuwe lijn (de Zoetermeerlijn) die in deze behoefte moesten voldoen. Ook liet men een nieuw materieeltype ontwikkelen onder de werknaam Stadsgewestelijk Materieel (SGM), dat later Sprinter gedoopt zou worden. De termen Stadsgewestelijk en Sprinter zijn uit deze periode en worden nog steeds gebruikt.

Bronnen

Wikipedia

Nieuwe netwerken in Nederland (2006)

Stadsgewestelijk vervoer | Infrasite

Stadsgewestelijk vervoer

Met stadsgewestelijk vervoer (SGV) wordt vervoer bedoeld dat specifiek is toegesneden op de behoeften van een stadsgewest of agglomeratie.

Voor een agglomeratie is een goed vervoersysteem van levensbelang. Maar de bestaande vervoersystemen zijn vaak ontstaan vanuit een stedelijk schaalniveau of vanuit een landelijk schaalniveau. De stedelijke vervoersystemen zijn vaak te langzaam om in de behoeften van de agglomeratie te kunnen voorzien, terwijl de landelijke systemen onvoldoende capaciteit hebben. Het gevolg is dat autowegen en spoorwegen die eigenlijk voor interlokaal vervoer waren aangelegd vol staan met agglomeratief verkeer en dat de agglomeraties last hebben van congestie.

Omdat railsystemen een zeer hoge capaciteit kunnen hebben zijn het vaak railsystemen (Metro, Lightrail) die de behoefte aan SGV vervullen. Railbedrijven onderkennen deze behoefte en willen er graag op inspelen (zie Railforum publicatie "Nieuwe netwerken in Nederland")

Eigenschappen

Om aan de behoefte te kunnen voldoen moet stadsgewestelijk vervoer zich richten op verplaatsingsafstand tussen de tien en veertig kilometer in stedelijke netwerken. Dit heeft consequentie voor:

    Snelheid, deze moet zodanig dat de totale verplaatsing in 30 tot 45 minuten gemaakt kan worden.

    Fijnmazigheid en halteafstand, deze moet zodanig zijn dat de woning maximaal een kilometer van de halte is. Hierbij neemt stadsgewestelijk vervoer een tussenpositie tussen stedelijk (waar driehonderd meter wordt nagestreefd) en nationaal vervoer (waar drie kilometer nog acceptabel wordt gevonden).
    Frequentie, om als kwalitatief hoogwaardig te kunnen worden aangemerkt moet deze minimaal vier keer per uur bedragen.

Vraag en aanbod

Om concurrerend te zijn met gemotoriseerd individueel vervoer dient SGV frequent en fijnmazig te zijn. Om het frequent en fijnmazig te kunnen exploiteren, met een redelijke kostendekkingsgraad, is veel gebruik van dit openbaar vervoer nodig. Veel gebruik wordt gegenereerd door langs de verbindingen te verdichten – hoge bewoningsdichtheid te realiseren zie ook het Knoop-plaatswaardemodel van Luca Bertolini.

Realisering

Bij SGV zijn veel partijen betrokken. We leven in een netwerksamenleving waarbinnen geen van de partijen de mogelijkheid heeft zijn wil ontegenzeggelijk aan de andere partijen op te leggen. Gemeenten, regionale en provinciale opdrachtgevers, het rijk, vervoerders en projectontwikkelaars zijn van elkaar afhankelijk voor het succesvol realiseren van SGV projecten. Er dient dus focus te zijn om de belangen te stroomlijnen en te beheren in plaats van te beheersen. Daarvoor dient de opdrachtgever over voldoende relevante kennis te beschikken. Door marktpartijen vroeg in het proces te betrekken kunnen regionale overheden zorgen dat de benodigde kennis beschikbaar komt.

Financiële en veiligheidsrisico’s bepalen een groot deel van de opgave rondom projecten. Fondsvorming is een belangrijk instrument om de financiële risico’s te delen en een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te organiseren. Gezamenlijk opgezet gebiedsgericht veiligheidsmanagement is cruciaal om de kosten van de veiligheidsrisico’s in te dammen. Dynamisch veiligheidsmanagement – het door monitoring vast- en bijstellen van veiligheidseisen – biedt kansen om innovaties als lightrail mogelijk en betaalbaar te maken.

Goede en transparante besluitvormingsprocedure vanuit de opdrachtgeverskant prikkelt marktpartijen om vanuit de verschillende belangen tot een optimaal resultaat te komen.

Sprinter

Begin jaren ’70 onderkende NS het belang van SGV. Men opende nieuwe voorstadshaltes en opende zelfs een compleet nieuwe lijn (de Zoetermeerlijn) die in deze behoefte moesten voldoen. Ook liet men een nieuw materieeltype ontwikkelen onder de werknaam Stadsgewestelijk Materieel (SGM), dat later Sprinter gedoopt zou worden. De termen Stadsgewestelijk en Sprinter zijn uit deze periode en worden nog steeds gebruikt.

Bronnen

Wikipedia

Nieuwe netwerken in Nederland (2006)