Spoorwegwet Art. 64

Belangrijke passages uit de Spoorwegwet betreffende het veilig doen plaatsvinden van werkzaamheden.

Uit de nieuwe Spoorwegwet

Artikel 64

  1. De beheerder bevordert dat werkzaamheden aan en nabij de hoofdspoorweg veilig plaatsvinden. Werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg, waardoor veilig en ongestoord rijden of stilstaan met spoorvoertuigen niet mogelijk is, worden slechts uitgevoerd, indien het betrokken gedeelte van de hoofdspoorweg door de beheerder buiten dienst is gesteld.
  2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het verrichten van werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg.

Uit het Besluit spoorverkeer

Artikel 21

De beheerder draagt er zorg voor:

  1. Dat gedeelten van de hoofdspoorweg, die buiten dienst zijn gesteld als bedoeld in artikel 64 van de wet, worden aangeduid met seinen overeenkomstig nummer 301b van de Seinregeling hoofdspoorwegen.
  2. Dat de hoofdspoorweg ter plaatse waar werkzaamheden aan of nabij die hoofdspoorweg worden uitgevoerd, in de bij ministeriële regeling bepaalde gevallen buiten dienst wordt gesteld of doelmatig wordt afgeschermd.
  3. Dat tijdens de uitvoering van werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg gebruik wordt gemaakt van goed functionerende automatische waarschuwingsapparatuur als bedoeld in normblad nummer UIC 730-3 van de Internationale Spoorweg Unie op de wijze als in dat normblad bepaald, of van goed functionerende andere bij ministeriële regeling voorgeschreven apparatuur.

De Ministeriele Regeling (MR) over buitendienststellingen, die de Arbeidsinspectie per 2004 als referentiekader stelt, is niet gepubliceerd.

Links

Spoorwegwet Art. 64 | Infrasite

Spoorwegwet Art. 64

Belangrijke passages uit de Spoorwegwet betreffende het veilig doen plaatsvinden van werkzaamheden.

Uit de nieuwe Spoorwegwet

Artikel 64

  1. De beheerder bevordert dat werkzaamheden aan en nabij de hoofdspoorweg veilig plaatsvinden. Werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg, waardoor veilig en ongestoord rijden of stilstaan met spoorvoertuigen niet mogelijk is, worden slechts uitgevoerd, indien het betrokken gedeelte van de hoofdspoorweg door de beheerder buiten dienst is gesteld.
  2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het verrichten van werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg.

Uit het Besluit spoorverkeer

Artikel 21

De beheerder draagt er zorg voor:

  1. Dat gedeelten van de hoofdspoorweg, die buiten dienst zijn gesteld als bedoeld in artikel 64 van de wet, worden aangeduid met seinen overeenkomstig nummer 301b van de Seinregeling hoofdspoorwegen.
  2. Dat de hoofdspoorweg ter plaatse waar werkzaamheden aan of nabij die hoofdspoorweg worden uitgevoerd, in de bij ministeriële regeling bepaalde gevallen buiten dienst wordt gesteld of doelmatig wordt afgeschermd.
  3. Dat tijdens de uitvoering van werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg gebruik wordt gemaakt van goed functionerende automatische waarschuwingsapparatuur als bedoeld in normblad nummer UIC 730-3 van de Internationale Spoorweg Unie op de wijze als in dat normblad bepaald, of van goed functionerende andere bij ministeriële regeling voorgeschreven apparatuur.

De Ministeriele Regeling (MR) over buitendienststellingen, die de Arbeidsinspectie per 2004 als referentiekader stelt, is niet gepubliceerd.

Links