Spoorspatting is het zichzelf kromduwen van spoorstaven als gevolg van te weinig uitzettingsruimte bij hoge temperaturen.

Steeds vaker worden spoorstaven in grote lengtes voegloos aangelegd. Dit wordt gedaan om geluidshinder te verminderen. Een nadeel is echter dat de spoorstaven dan bij uitzetting door hitte geen uitzettingsruimte meer hebben. De drukkracht door uitzetting moet gewoonlijk door de railbevestiging, dwarsliggers en het ballastbed opgevangen worden. Bij een te grote uitzettingskracht kunnen de spoorstaven plotseling zijwaarts of opwaarts gaan wijken. Indien het spoor op de juiste ‘Neutraal Temperatuur’ (in Nederland bepaald op 25 graden Celcius) voegloos is gemaakt, zou de spoorconstructie (railbevestiging, dwarsligger en het ballastbed) deze krachten moeten kunnen opnemen.

Gevaarlijke situaties ontstaan als één van de factoren niet voldoet, waarbij treinen kunnen ontsporen. In het warme juli van 2006 waren er 285 meldingen van spoorspattingen, waarvan er uiteindelijk 143 relevant en valide bleken te zijn (bron: Proloog 2006-10).

Beter onderhoud en toezicht kan het aantal gevallen van spoorspattingen waarschijnlijk sterk verminderen. Metingen kunnen uitwijzen of het spoor op de juiste Neutraal temperatuur is aangelegd. ETS Spoor BV heeft voor het meten van de trek- en drukspanningen een meetapparaat waarmee de Neutraal Temperatuur kan worden bepaald.