Spoorbeveiliging

Met spoorbeveiliging wordt bedoeld een technisch systeem die zorg draagt voor de verkeersveiligheid op een spoorlijn of emplacement.

Functie

De spoorbeveiliging moet voorkomen dat verkeersdeelnemers op een spoorlijn of emplacement met elkaar in botsing komen. Ook moet voorkomen worden dat bewegende infra-elementen in onveilige stand worden bereden of dat botsingen ontstaan met onderhoudspersoneel of werktuigen. Om dit laatste te voorkomen kan aan de term verkeersdeelnemer een brede uitleg gegeven worden.

Verkeersdeelnemers kunnen zijn:

  • Treinen
  • Railgebonden werkmaterieel
  • Onderhoudspersoneel en onderhoudswerktuigen die binnen het profiel van vrije ruimte moeten werken
  • Bewegende infra-elementen

Tenslotte moet de spoorbeveiliging er voor zorgen dat de snelheid van verkeersdeelnemers niet hoger is dan de snelheid die de infrastructuur ter plaatse toelaat.

Werking

De spoorbeveiliging deelt verkeersruimte toe aan verkeersdeelnemers, waarbij bewaakt wordt dat een bepaalde eenheid verkeersruimte slechts aan één verkeersdeelnemer wordt toegedeeld. Er zijn twee manieren waarop bewaakt kan worden dat de toestemming voor gebruik van de verkeersruimte inderdaad slechts aan één verkeersdeelnemer wordt uitgegeven:

  • Detectie: bewaking vanuit de infrastructuur. Hierbij wordt de aanwezigheid van verkeersdeelnemers door het spoorbeveiligingssysteem gedetecteerd, de spoorbeveiliging zorgt er vervolgens voor toestemming voor gebruik van verkeersruimte waar een verkeersdeelnemer wordt gedetecteerd niet aan een andere verkeersdeelnemer wordt uitgegeven. Nadeel is dat deze methode niet fail-safe is, als de detectie wegvalt kan alsnog een onveilige rijweg worden ingesteld. Voordeel is dat geen intelligentie aan boord van het voertuig nodig is.
  • Token: bewaking vanuit het voertuig. Hierbij geeft de spoorbeveiliging een gebruikstoesteming, de token, aan een verkeersdeelnemer. De token is uniek en kan slechts één keer worden uitgegeven. Deze methode is weliswaar fail-safe maar onpraktisch als met een fysieke token (sleutel, staf) wordt gewerkt.

Vervolgens moet de snelheid van de verkeersdeelnemer worden bewaakt. De snelheid moet niet hoger zijn dan de ter plekke door de infrastructuur toegelaten snelheid. Maar ook moet de snelheid zodanig zijn dat de verkeersdeelnemer op tijd kan afremmen om zich aan komende snelheidsbeperkingen te houden en de verkeersdeelnemer moet altijd binnen de aan hem toegewezen verkeersruimte tot stilstand kunnen komen. Ook de bewaking van de snelheid kan op twee manieren plaats vinden:

  • Vast blok: bewaking vanuit de infrastructuur. Hierbij worden snelheden aan de infrastructuur toegedeeld die zodanig zijn dat de trein met de minst gunstige rem-eigenschappen op tijd tot stilstand kan komen. Voordeel is dat geen intelligentie aan boord van ht voertuig nodig is.
  • Remcurve bewaking: bewaking vanuit het voertuig.: Hierbij krijgt het voertuig informatie over snelheidsbeperkingen (c.q. einde van de gebruikstoestemming) verderop en wordt in het voertuig berekend wat als gevolg daarvan een veilige snelheid is. Voordeel is dat rekening gehouden kan worden met de daadwerkelijke rem-eigenschappen van de verkeersdeelnemer waardoor in veel gevallen pas later afgeremd hoeft te worden.

Overdracht van informatie

Om een spoorbeveiliging te laten werken is overdracht van informatie nodig tussen de spoorbeveiliging en de verkeersdeelnemers. Hiervoor zijn verschillende vormen mogelijk. Soms betreft dit communicatie waar een natuurlijke persoon (voertuigbestuurder, onderhoudsmedewerker) een essentiële schakel is, soms communicatie tussen technische systemen.

Mondeling en schriftelijk

Aan een verkeersdeelnemer kunnen mondeling instructies gegeven worden. Waar afstand een probleem is kan een boodschapper gebruikt worden (stationchef – perronopzichter – machinist) of kan gebruik gemaakt worden van (radio)telefonie. Omdat mondelinge communicatie vluchtig is, je kunt het vergeten en achteraf niet meer natrekken wat gezegd is, kan de informatie ook schriftelijk worden gegeven. Men spreekt dan wel van lastgevingen. In de begintijd van de spoorwegen waren mondelinge en schriftelijke communicatie de belangrijkste bestanddelen van de spoorbeveiliging, maar nog altijd spelen ze een belangrijke rol voor het vullen van de ‘gaten’ waar door technische systemen niet in wordt voorzien.

Borden en seinen

Informatie kan worden overgedragen door borden en seinen langs de baan te zetten. Het waarnemen van de borden en seinen vormt dan een essentiële stap in de beveiliging. In de praktijk bleek het weleens voor te komen dat een voertuigbestuurder een essentieel sein mist, dit heeft geleid tot het ontwikkelen van andere systemen.

Seinen met aanvullende waarschuwing

Bij een aanvullende waarschuwing bevindt zich in de rails een contact die zorgt voor een geluidssignaal in de bestuurderscabine op een plek waar de bestuurder een remming moet inzetten. Hiermee wordt de kans verkleind dat de bestuurder een sein mist en niet meer op tijd tot stilstand kan komen. We spreken hier van automatische waarschuwing.

Bakens

Een baken is een apparaat in de infrastructuur die bij een bord of sein (of in plaats hiervan) informatie verstuurt aan apparatuur in de trein. De informatie kan gelijk zijn aan die van bord of sein, waarmee het mogelijk wordt de bedieningshandelingen van de voertuigbestuurder te controleren. We spreken hier van automatische treinprotectie (ATP). Een baken kan ook meer informatie versturen dan met een bord of sein mogelijk zou zijn, bijvoorbeeld de afstand tot de snelheidsbeperking waardoor remcurvebewaking mogelijk wordt.

Lussen

Een lus doet hetzelfde als een baken, alleen wordt de informatie continu over de lengte van het baanvak uitgezonden. Dit heeft als voordeel dat seinbeeldverbeteringen direct door de treinapparatuur kunnen worden opgevangen en niet met lage snelheid naar het volgende baken gereden hoeft te worden.

Digitale communicatienetwerken

Draadloze digitale netwerken maken het mogelijk verkeersdeelnemers op te nemen in een computernetwerk. Een belangrijk verschil met bakens en lussen is dat deze plaatsgebonden een signaal uitzenden terwijl een draadloos communicatienetwerk juist overal beschikbaar is. Er zal dus apart iets geregeld moeten worden voor de plaatsbepaling van het voertuig.

Spoorbeveiliging | Infrasite

Spoorbeveiliging

Met spoorbeveiliging wordt bedoeld een technisch systeem die zorg draagt voor de verkeersveiligheid op een spoorlijn of emplacement.

Functie

De spoorbeveiliging moet voorkomen dat verkeersdeelnemers op een spoorlijn of emplacement met elkaar in botsing komen. Ook moet voorkomen worden dat bewegende infra-elementen in onveilige stand worden bereden of dat botsingen ontstaan met onderhoudspersoneel of werktuigen. Om dit laatste te voorkomen kan aan de term verkeersdeelnemer een brede uitleg gegeven worden.

Verkeersdeelnemers kunnen zijn:

  • Treinen
  • Railgebonden werkmaterieel
  • Onderhoudspersoneel en onderhoudswerktuigen die binnen het profiel van vrije ruimte moeten werken
  • Bewegende infra-elementen

Tenslotte moet de spoorbeveiliging er voor zorgen dat de snelheid van verkeersdeelnemers niet hoger is dan de snelheid die de infrastructuur ter plaatse toelaat.

Werking

De spoorbeveiliging deelt verkeersruimte toe aan verkeersdeelnemers, waarbij bewaakt wordt dat een bepaalde eenheid verkeersruimte slechts aan één verkeersdeelnemer wordt toegedeeld. Er zijn twee manieren waarop bewaakt kan worden dat de toestemming voor gebruik van de verkeersruimte inderdaad slechts aan één verkeersdeelnemer wordt uitgegeven:

  • Detectie: bewaking vanuit de infrastructuur. Hierbij wordt de aanwezigheid van verkeersdeelnemers door het spoorbeveiligingssysteem gedetecteerd, de spoorbeveiliging zorgt er vervolgens voor toestemming voor gebruik van verkeersruimte waar een verkeersdeelnemer wordt gedetecteerd niet aan een andere verkeersdeelnemer wordt uitgegeven. Nadeel is dat deze methode niet fail-safe is, als de detectie wegvalt kan alsnog een onveilige rijweg worden ingesteld. Voordeel is dat geen intelligentie aan boord van het voertuig nodig is.
  • Token: bewaking vanuit het voertuig. Hierbij geeft de spoorbeveiliging een gebruikstoesteming, de token, aan een verkeersdeelnemer. De token is uniek en kan slechts één keer worden uitgegeven. Deze methode is weliswaar fail-safe maar onpraktisch als met een fysieke token (sleutel, staf) wordt gewerkt.

Vervolgens moet de snelheid van de verkeersdeelnemer worden bewaakt. De snelheid moet niet hoger zijn dan de ter plekke door de infrastructuur toegelaten snelheid. Maar ook moet de snelheid zodanig zijn dat de verkeersdeelnemer op tijd kan afremmen om zich aan komende snelheidsbeperkingen te houden en de verkeersdeelnemer moet altijd binnen de aan hem toegewezen verkeersruimte tot stilstand kunnen komen. Ook de bewaking van de snelheid kan op twee manieren plaats vinden:

  • Vast blok: bewaking vanuit de infrastructuur. Hierbij worden snelheden aan de infrastructuur toegedeeld die zodanig zijn dat de trein met de minst gunstige rem-eigenschappen op tijd tot stilstand kan komen. Voordeel is dat geen intelligentie aan boord van ht voertuig nodig is.
  • Remcurve bewaking: bewaking vanuit het voertuig.: Hierbij krijgt het voertuig informatie over snelheidsbeperkingen (c.q. einde van de gebruikstoestemming) verderop en wordt in het voertuig berekend wat als gevolg daarvan een veilige snelheid is. Voordeel is dat rekening gehouden kan worden met de daadwerkelijke rem-eigenschappen van de verkeersdeelnemer waardoor in veel gevallen pas later afgeremd hoeft te worden.

Overdracht van informatie

Om een spoorbeveiliging te laten werken is overdracht van informatie nodig tussen de spoorbeveiliging en de verkeersdeelnemers. Hiervoor zijn verschillende vormen mogelijk. Soms betreft dit communicatie waar een natuurlijke persoon (voertuigbestuurder, onderhoudsmedewerker) een essentiële schakel is, soms communicatie tussen technische systemen.

Mondeling en schriftelijk

Aan een verkeersdeelnemer kunnen mondeling instructies gegeven worden. Waar afstand een probleem is kan een boodschapper gebruikt worden (stationchef – perronopzichter – machinist) of kan gebruik gemaakt worden van (radio)telefonie. Omdat mondelinge communicatie vluchtig is, je kunt het vergeten en achteraf niet meer natrekken wat gezegd is, kan de informatie ook schriftelijk worden gegeven. Men spreekt dan wel van lastgevingen. In de begintijd van de spoorwegen waren mondelinge en schriftelijke communicatie de belangrijkste bestanddelen van de spoorbeveiliging, maar nog altijd spelen ze een belangrijke rol voor het vullen van de ‘gaten’ waar door technische systemen niet in wordt voorzien.

Borden en seinen

Informatie kan worden overgedragen door borden en seinen langs de baan te zetten. Het waarnemen van de borden en seinen vormt dan een essentiële stap in de beveiliging. In de praktijk bleek het weleens voor te komen dat een voertuigbestuurder een essentieel sein mist, dit heeft geleid tot het ontwikkelen van andere systemen.

Seinen met aanvullende waarschuwing

Bij een aanvullende waarschuwing bevindt zich in de rails een contact die zorgt voor een geluidssignaal in de bestuurderscabine op een plek waar de bestuurder een remming moet inzetten. Hiermee wordt de kans verkleind dat de bestuurder een sein mist en niet meer op tijd tot stilstand kan komen. We spreken hier van automatische waarschuwing.

Bakens

Een baken is een apparaat in de infrastructuur die bij een bord of sein (of in plaats hiervan) informatie verstuurt aan apparatuur in de trein. De informatie kan gelijk zijn aan die van bord of sein, waarmee het mogelijk wordt de bedieningshandelingen van de voertuigbestuurder te controleren. We spreken hier van automatische treinprotectie (ATP). Een baken kan ook meer informatie versturen dan met een bord of sein mogelijk zou zijn, bijvoorbeeld de afstand tot de snelheidsbeperking waardoor remcurvebewaking mogelijk wordt.

Lussen

Een lus doet hetzelfde als een baken, alleen wordt de informatie continu over de lengte van het baanvak uitgezonden. Dit heeft als voordeel dat seinbeeldverbeteringen direct door de treinapparatuur kunnen worden opgevangen en niet met lage snelheid naar het volgende baken gereden hoeft te worden.

Digitale communicatienetwerken

Draadloze digitale netwerken maken het mogelijk verkeersdeelnemers op te nemen in een computernetwerk. Een belangrijk verschil met bakens en lussen is dat deze plaatsgebonden een signaal uitzenden terwijl een draadloos communicatienetwerk juist overal beschikbaar is. Er zal dus apart iets geregeld moeten worden voor de plaatsbepaling van het voertuig.