Rheda spoor

Hoewel beide systemen uiterlijk veel op elkaar lijken verschilt het Nederlandse systeem op essentiële onderdelen op het bekende Duitse systeem. Het verschil tussen het bekende Duitse concept en het Nederlandse concept is veroorzaakt door de noodzaak om een groot deel van de baan in Nederland te onderheien. Deze noodzaak om te onderheiden is het gevolg van de zeer slappe bodem welke is samengesteld uit veen, klei en zacht zand. Pas op circa 30 meter onder NAP is een zandlaag te vinden waarop constructie werkzaamheden mogelijk zijn.

Onderstaand figuur is een weergave van de bodemgesteldheid zoals deze in grote delen van Nederland aanwezig is.

Door deze bodemgesteldheid worden in Nederland speciale eisen gesteld aan spoor in zijn algemeenheid en hogesnelheidspoor in het bijzonder. Deze eisen hebben geresulteerd in drie varianten voor de bovenbouw, te weten een variant voor een:

  • zettingsvrije onderbouw (het grootste deel van het spoor);
  • zettingsarme onderbouw (baanlichaam en geboorde tunnels);
  • zettingsgevoelige onderbouw (zinktunnels en lange bruggen).

De basis van Rheda2000-NL is een gefundeerde onderbouw zoals bijvoorbeeld een brug. Met zettingsgevoelige onderbouw worden de afgezonken tunnels bedoeld, echter niet de geboorde tunnel, welke als zettingsarm gekenmerkt kan worden.

Een kenmerk van zettingsvrije en zettingsgevoelige onderbouw is dat er dilatatie voegen zijn waardoor de onderbouw ten opzichte van elkaar in hoogte kan verschillen. Om deze reden zijn voor de bouw de volgende toleranties afgesproken.

Zettingsvrij Zettingsgevoelig
Δh totaal = 30mm Δh totaal = 50mm
Δh diff. = 2mm Δh diff. = 2mm
Δh/Δl = 1:2000 Δh/Δl = 1:350

Zoals in figuur 2 is te zien bestaat de zettingvrije onderbouw uit viaducten of gefundeerde platen.

Op deze gefundeerde onderbouw is de Rheda2000-NL bovenbouw gemonteerd. Door de dilatatie voeg tussen de viaducten en/of de platen is het bestaande Rheda2000 systeem gemodificeerd naar een ‘platen’-systeem (-NL).

De lengte van de platen is gemiddeld 6,5 meter (10 dwarsliggers) lang met sluitplaten van 4,1 meter (6 dwarsliggers) en 5,3 meter (8 dwarsliggers). De platen zijn los gemonteerd op een tussenlaag en zijn verankerd met de onderbouw d.m.v. negen RVS-ankers, welke in het midden van de plaat zitten en aan beide einde van de platen een RVS expansie anker.

Bij de zettingsarme onderbouw is er, anders dan bij de zettingvrije onderbouw, geen verschil in hoogte. De onderbouw in deze situaties kan een goede gestabiliseerde ondergrond zijn of een geboorde tunnel. Bij de zettingsarme onderbouw word gebruik gemaakt van het klassieke Rheda2000 systeem, zoals dat ook in Duitsland wordt toegepast.<br/>

Bij het Rheda2000-NL systeem is in alle varianten (zettingvrij-, zettingsarm- en zettingsgevoelige onderbouw) gebruik gemaakt van een 4 mm polyprolyleen geotextiel tussenlaag. Deze tussenlaag heeft als functie om de bovenbouw te scheiden van de onderbouw en om spanning concentraties tussen deze lagen te minimaliseren.

Constructie van Rheda2000-NL

Figuur 4 geeft een beeld van de constructie van het Rheda2000-NL systeem.

Zoals te zien is is er eerst een polypropyleen geotextiel gelegd op de onderbouw (figuur 4). Afhankelijk van de te monteren plaat (6, 8 of 10 dwarsliggers) worden de benodigde RVS ankers geboord in de onderbouw. Na het boren worden de dwarsliggers en de bewapening geplaatst.

In figuur 5 is duidelijk de centrale RVS ankergroep (bestaande uit 9 ankers) voor een 10 dwarsligger plaat te zien. Nadat de dwarsliggers en de bewapening op zijn plaats ligt en is afgesteld word de beton d.m.v. een pomp ingebracht. En indien het vanuit het ontwerp gewenst is worden er direct wapeningsijzer ingebracht t.b.v. de naderhand op te storten ontsporinggeleiding.

Rheda – Aardebaan transities

Onderstaand figuur is een principe weergave van de transities van het Rheda2000 systeem naar ballast spoor.

De volledige transitie heeft een lengte van 59 meter die is opgebouwd uit een 59 meter lange stootplaat en waarvan de laatste 39 meter voorzien is van ballastmatten. Op deze ballastmatten worden wisselliggers met rughellingplaat toegepast in plaats van de standaard dwarsliggers. De laatste 20 meter van de transitie is opgebouwd uit standaard dwarsliggers, dus zonder undersleeper pads.

De ballastmat is een ballastmat met een hoge stijfheid. Op het Rheda deel zijn over de eerste 24 meter bevestigingen toegepast met een extra nastelbaarheid met behulp van vulplaatjes van 10 mm in verticale richting.

Wissels

In het Rheda2000-NL spoor zijn diverse 1:34,7 wissels ingebouwd.

Rheda spoor | Infrasite

Rheda spoor

Hoewel beide systemen uiterlijk veel op elkaar lijken verschilt het Nederlandse systeem op essentiële onderdelen op het bekende Duitse systeem. Het verschil tussen het bekende Duitse concept en het Nederlandse concept is veroorzaakt door de noodzaak om een groot deel van de baan in Nederland te onderheien. Deze noodzaak om te onderheiden is het gevolg van de zeer slappe bodem welke is samengesteld uit veen, klei en zacht zand. Pas op circa 30 meter onder NAP is een zandlaag te vinden waarop constructie werkzaamheden mogelijk zijn.

Onderstaand figuur is een weergave van de bodemgesteldheid zoals deze in grote delen van Nederland aanwezig is.

Door deze bodemgesteldheid worden in Nederland speciale eisen gesteld aan spoor in zijn algemeenheid en hogesnelheidspoor in het bijzonder. Deze eisen hebben geresulteerd in drie varianten voor de bovenbouw, te weten een variant voor een:

  • zettingsvrije onderbouw (het grootste deel van het spoor);
  • zettingsarme onderbouw (baanlichaam en geboorde tunnels);
  • zettingsgevoelige onderbouw (zinktunnels en lange bruggen).

De basis van Rheda2000-NL is een gefundeerde onderbouw zoals bijvoorbeeld een brug. Met zettingsgevoelige onderbouw worden de afgezonken tunnels bedoeld, echter niet de geboorde tunnel, welke als zettingsarm gekenmerkt kan worden.

Een kenmerk van zettingsvrije en zettingsgevoelige onderbouw is dat er dilatatie voegen zijn waardoor de onderbouw ten opzichte van elkaar in hoogte kan verschillen. Om deze reden zijn voor de bouw de volgende toleranties afgesproken.

Zettingsvrij Zettingsgevoelig
Δh totaal = 30mm Δh totaal = 50mm
Δh diff. = 2mm Δh diff. = 2mm
Δh/Δl = 1:2000 Δh/Δl = 1:350

Zoals in figuur 2 is te zien bestaat de zettingvrije onderbouw uit viaducten of gefundeerde platen.

Op deze gefundeerde onderbouw is de Rheda2000-NL bovenbouw gemonteerd. Door de dilatatie voeg tussen de viaducten en/of de platen is het bestaande Rheda2000 systeem gemodificeerd naar een ‘platen’-systeem (-NL).

De lengte van de platen is gemiddeld 6,5 meter (10 dwarsliggers) lang met sluitplaten van 4,1 meter (6 dwarsliggers) en 5,3 meter (8 dwarsliggers). De platen zijn los gemonteerd op een tussenlaag en zijn verankerd met de onderbouw d.m.v. negen RVS-ankers, welke in het midden van de plaat zitten en aan beide einde van de platen een RVS expansie anker.

Bij de zettingsarme onderbouw is er, anders dan bij de zettingvrije onderbouw, geen verschil in hoogte. De onderbouw in deze situaties kan een goede gestabiliseerde ondergrond zijn of een geboorde tunnel. Bij de zettingsarme onderbouw word gebruik gemaakt van het klassieke Rheda2000 systeem, zoals dat ook in Duitsland wordt toegepast.<br/>

Bij het Rheda2000-NL systeem is in alle varianten (zettingvrij-, zettingsarm- en zettingsgevoelige onderbouw) gebruik gemaakt van een 4 mm polyprolyleen geotextiel tussenlaag. Deze tussenlaag heeft als functie om de bovenbouw te scheiden van de onderbouw en om spanning concentraties tussen deze lagen te minimaliseren.

Constructie van Rheda2000-NL

Figuur 4 geeft een beeld van de constructie van het Rheda2000-NL systeem.

Zoals te zien is is er eerst een polypropyleen geotextiel gelegd op de onderbouw (figuur 4). Afhankelijk van de te monteren plaat (6, 8 of 10 dwarsliggers) worden de benodigde RVS ankers geboord in de onderbouw. Na het boren worden de dwarsliggers en de bewapening geplaatst.

In figuur 5 is duidelijk de centrale RVS ankergroep (bestaande uit 9 ankers) voor een 10 dwarsligger plaat te zien. Nadat de dwarsliggers en de bewapening op zijn plaats ligt en is afgesteld word de beton d.m.v. een pomp ingebracht. En indien het vanuit het ontwerp gewenst is worden er direct wapeningsijzer ingebracht t.b.v. de naderhand op te storten ontsporinggeleiding.

Rheda – Aardebaan transities

Onderstaand figuur is een principe weergave van de transities van het Rheda2000 systeem naar ballast spoor.

De volledige transitie heeft een lengte van 59 meter die is opgebouwd uit een 59 meter lange stootplaat en waarvan de laatste 39 meter voorzien is van ballastmatten. Op deze ballastmatten worden wisselliggers met rughellingplaat toegepast in plaats van de standaard dwarsliggers. De laatste 20 meter van de transitie is opgebouwd uit standaard dwarsliggers, dus zonder undersleeper pads.

De ballastmat is een ballastmat met een hoge stijfheid. Op het Rheda deel zijn over de eerste 24 meter bevestigingen toegepast met een extra nastelbaarheid met behulp van vulplaatjes van 10 mm in verticale richting.

Wissels

In het Rheda2000-NL spoor zijn diverse 1:34,7 wissels ingebouwd.