Railruwheid

Met railruwheid worden de !railruwheid.png|align=right!oneffenheden op het loopvlak van de spoorstaven aangeduid. Samen met de wielruwheid is de railruwheid bepalend voor de hoeveelheid geluiden trillingen die spoor én voertuig produceren. Een bijzonder soort railruwheid is golfslijtage.

Het ontstaan van railruwheid wordt nog niet helemaal begrepen. De meest waarschijnlijke verklaring is, dat er bij het rijden van de trein over een baan op dwarsliggers staande golven onstaan in de spoorstaaf. Als het wiel over de toppen van deze staande golf rolt, ontstaat een hoge belasting en slijtage op de plaatsen waar de railtrilling een "buik" heeft. Op de plaatsen waar een knoop optreedt, vindt minder slijtage plaats. Hierdoor onstaat op de lange duur een periodiek slijtagepatroon op de loopspiegel, dat als railruwheid begint en zich tot golfslijtage kan ontwikkelen.

Railruwheid wordt gemeten met een railruwheidsmeter. Het meten van de railruwheid is vereist bij de controle van slijpwerk (ISO13231) en voor bepaalde geluidsmetingen (TSI, ISO3095, Reken en Meetvoorschrift Railverkeerslawaai).

Het regelmatig controleren van het ruwheidsniveau van het spoor, in combinatie met een slijpbehandeling op het moment dat dat ruwheidsniveau bepaalde waarden overschrijdt, leidt tot een stiller baanvak. In Duitsland is dit een in de wettelijke regels voor geluid erkende maatregel, die mag worden "verzilverd" door een aftrek toe te passen op de berekende geluidsbelastingen. Men spreekt in zo’n geval van een "besonders überwachtes Gleis" (büG).

Het begrip ruwheid leent zich voor spraakverwarring. Anders dan railruwheid is microruwheid (of oppervlakteruwheid) gerelateerd aan de ‘stroefheid’ van het spoor. Het slijpen van het spoor leidt zowel tot een hoge oppervlakte ruwheid als tot een lage railruwheid. Als wordt gesproken over gladde sporen in de zin van lage Adhesie (typisch in de herfst), is dat iets anders dan de behoefte om het spoor glad te slijpen voor een lage geluidsemissie. Het onderscheid tussen beide vormen van ruwheid heeft alles te maken met het golflengtebereik. Voor microruwheid zijn dat golflengten kleiner dan circa 5 mm (met de maat Ra (?m), voor railruwheid zijn dat golven van 5 mm tot ongeveer 30 cm.

Voor de controle van slijpwerk wordt de railruwheid uitgedrukt in drie golflengtebanden, waarin de golfdiepte wordt bepaald. Voor de emissie van geluid door railverkeer zijn smallere golflengtebanden nodig. De railruwheid wordt dan op een decibelschaal afgebeeld als een railruwheidsspectrum.

Railruwheidsspectra

In railruwheidsspectra wordt een ruwheidsniveau in decibel uitgezet als functie van (aflopende) golflengte. Een ruwheidsniveau van 0 dB komt overeen met een RMS-amplitude van 1 ?m. De grafiek toont de limietspectra voor railruwheid van ISO3095 en de TSI. Ook wordt de standaardwaarde van gemiddelde Nederlands spoor getoond (Reken en Meetvoorschrift Railverkeerslawaai).

Railruwheidsmeter 

Met een railruwheidsmeter wordt een profielmeting in de lengterichting van de spoorstaaf gemaakt.

Er zijn verschillende soorten van railruwheidsmeters. Ze kunnen worden ingedeeld op basis van de wijze van profielmeting. Elk type heeft zijn eigen toepassingsgebied.

Verschillende soorten profielmeting zijn:

    De ruwheidsmeter heeft een taster die over de kop van de spoorstaaf wordt voortbewogen, terwijl het meetinstrument als geheel op één plaats blijft staan. Zowel de positie van de taster in de lengterichting als de verticale uitwijking van de meetkop van de taster worden geregistreerd. Doorgaans wordt een profiel van 1,2 meter lengte (tweemaal de dwarsliggerafstand) gemeten. Voorbeelden zijn de RM1200 en de TRM01. Deze meters worden speciaal gebruikt voor de bepaling van de railruwheid in relatie tot geluidsmetingen (ISO3095, TSI).

    De profielmeter heeft een sensor die geen direct contact met de rail heeft, bijvoorbeeld de Railprof. Ook deze meter blijft tijdens de meting op zijn plaats. Het profiel is 1,2 m lang. Met dit type meter kan de kwaliteit van lassen worden beoordeeld.

    De ruwheidsmeter is een trolley die zelf (in zijn geheel) wordt voortbewogen tijdens de meting, terwijl een sensor de hoogte van het loopvlak op de spoorstaaf meet. Voorbeelden zijn de CAT en de RMF. Deze meters zijn ontworpen om de kwaliteit van slijpwerk te controleren.

    De railruwheid wordt vanuit een rijdende trein gemeten. Doel is het opsporen van spoorlocaties met golfslijtage, ter voorbereiding op de slijpcampagne. De volgende systemen komen voor:

    • De ruwheid van het spoor wordt afgeleid uit de trillingen van een meetwielstel (met gladde wielen), via trillingsopnemers op de aspot. Dit principe is aanwezig in de CTO-meettrein, later UMR-meetrijtuig genoemd.
    • De ruwheid wordt al rijdend met taster bepaald, zoals in de Speno-meettrein.
    • De ruwheid wordt al rijdend contactloos bepaald, bijvoorbeeld met optische sensors zoals bij Benntec.

Eerste versie van artikel geschreven door: Edwin Verheijen.

railruwheid.png (image/x-png)

Railruwheid | Infrasite

Railruwheid

Met railruwheid worden de !railruwheid.png|align=right!oneffenheden op het loopvlak van de spoorstaven aangeduid. Samen met de wielruwheid is de railruwheid bepalend voor de hoeveelheid geluiden trillingen die spoor én voertuig produceren. Een bijzonder soort railruwheid is golfslijtage.

Het ontstaan van railruwheid wordt nog niet helemaal begrepen. De meest waarschijnlijke verklaring is, dat er bij het rijden van de trein over een baan op dwarsliggers staande golven onstaan in de spoorstaaf. Als het wiel over de toppen van deze staande golf rolt, ontstaat een hoge belasting en slijtage op de plaatsen waar de railtrilling een "buik" heeft. Op de plaatsen waar een knoop optreedt, vindt minder slijtage plaats. Hierdoor onstaat op de lange duur een periodiek slijtagepatroon op de loopspiegel, dat als railruwheid begint en zich tot golfslijtage kan ontwikkelen.

Railruwheid wordt gemeten met een railruwheidsmeter. Het meten van de railruwheid is vereist bij de controle van slijpwerk (ISO13231) en voor bepaalde geluidsmetingen (TSI, ISO3095, Reken en Meetvoorschrift Railverkeerslawaai).

Het regelmatig controleren van het ruwheidsniveau van het spoor, in combinatie met een slijpbehandeling op het moment dat dat ruwheidsniveau bepaalde waarden overschrijdt, leidt tot een stiller baanvak. In Duitsland is dit een in de wettelijke regels voor geluid erkende maatregel, die mag worden "verzilverd" door een aftrek toe te passen op de berekende geluidsbelastingen. Men spreekt in zo’n geval van een "besonders überwachtes Gleis" (büG).

Het begrip ruwheid leent zich voor spraakverwarring. Anders dan railruwheid is microruwheid (of oppervlakteruwheid) gerelateerd aan de ‘stroefheid’ van het spoor. Het slijpen van het spoor leidt zowel tot een hoge oppervlakte ruwheid als tot een lage railruwheid. Als wordt gesproken over gladde sporen in de zin van lage Adhesie (typisch in de herfst), is dat iets anders dan de behoefte om het spoor glad te slijpen voor een lage geluidsemissie. Het onderscheid tussen beide vormen van ruwheid heeft alles te maken met het golflengtebereik. Voor microruwheid zijn dat golflengten kleiner dan circa 5 mm (met de maat Ra (?m), voor railruwheid zijn dat golven van 5 mm tot ongeveer 30 cm.

Voor de controle van slijpwerk wordt de railruwheid uitgedrukt in drie golflengtebanden, waarin de golfdiepte wordt bepaald. Voor de emissie van geluid door railverkeer zijn smallere golflengtebanden nodig. De railruwheid wordt dan op een decibelschaal afgebeeld als een railruwheidsspectrum.

Railruwheidsspectra

In railruwheidsspectra wordt een ruwheidsniveau in decibel uitgezet als functie van (aflopende) golflengte. Een ruwheidsniveau van 0 dB komt overeen met een RMS-amplitude van 1 ?m. De grafiek toont de limietspectra voor railruwheid van ISO3095 en de TSI. Ook wordt de standaardwaarde van gemiddelde Nederlands spoor getoond (Reken en Meetvoorschrift Railverkeerslawaai).

Railruwheidsmeter 

Met een railruwheidsmeter wordt een profielmeting in de lengterichting van de spoorstaaf gemaakt.

Er zijn verschillende soorten van railruwheidsmeters. Ze kunnen worden ingedeeld op basis van de wijze van profielmeting. Elk type heeft zijn eigen toepassingsgebied.

Verschillende soorten profielmeting zijn:

    De ruwheidsmeter heeft een taster die over de kop van de spoorstaaf wordt voortbewogen, terwijl het meetinstrument als geheel op één plaats blijft staan. Zowel de positie van de taster in de lengterichting als de verticale uitwijking van de meetkop van de taster worden geregistreerd. Doorgaans wordt een profiel van 1,2 meter lengte (tweemaal de dwarsliggerafstand) gemeten. Voorbeelden zijn de RM1200 en de TRM01. Deze meters worden speciaal gebruikt voor de bepaling van de railruwheid in relatie tot geluidsmetingen (ISO3095, TSI).

    De profielmeter heeft een sensor die geen direct contact met de rail heeft, bijvoorbeeld de Railprof. Ook deze meter blijft tijdens de meting op zijn plaats. Het profiel is 1,2 m lang. Met dit type meter kan de kwaliteit van lassen worden beoordeeld.

    De ruwheidsmeter is een trolley die zelf (in zijn geheel) wordt voortbewogen tijdens de meting, terwijl een sensor de hoogte van het loopvlak op de spoorstaaf meet. Voorbeelden zijn de CAT en de RMF. Deze meters zijn ontworpen om de kwaliteit van slijpwerk te controleren.

    De railruwheid wordt vanuit een rijdende trein gemeten. Doel is het opsporen van spoorlocaties met golfslijtage, ter voorbereiding op de slijpcampagne. De volgende systemen komen voor:

    • De ruwheid van het spoor wordt afgeleid uit de trillingen van een meetwielstel (met gladde wielen), via trillingsopnemers op de aspot. Dit principe is aanwezig in de CTO-meettrein, later UMR-meetrijtuig genoemd.
    • De ruwheid wordt al rijdend met taster bepaald, zoals in de Speno-meettrein.
    • De ruwheid wordt al rijdend contactloos bepaald, bijvoorbeeld met optische sensors zoals bij Benntec.

Eerste versie van artikel geschreven door: Edwin Verheijen.

railruwheid.png (image/x-png)