Planningsnorm

Bij het ontwerpen van een dienstregeling wordt rekening gehouden met planningsnormen. De belangrijkste zijn:

  • de Baanvaksnelheid (afhankelijk van bogen en overwegen).
  • de minimale tijdsafstand tussen twee treinen op een Baanvak of Emplacement.
  • de rijkarakteristiek (maximumsnelheid, optrek- en afremsnelheid).
  • de treinsamenstelling.
  • de halteertijd. (bij reizigerstreinen afhankelijk van het stationstype en de aantallen in- en uitstappers).

Deze zaken bepalen opgeteld de minimale rijtijd van station A naar station B.

Daar bovenop is een zekere speling of buffertijd nodig omdat gedurende een treinrit altijd zaken kunnen voorkomen die dwingen tot afwijking van de gestelde ideale tijdsnorm. Een voorbeeld hiervan is een trein die iets te laat vertrekt door veel in-/uitstappende reizigers of een brugopening die iets uitloopt door veel scheepvaart. Door deze ingebouwde onzekerheidsmarge wordt de dienstregeling robuust, kunnen bovengenoemde kleine tijdsverliezen zo veel mogelijk worden ingelopen en is er minder kans op gevolgen voor de overige vervoerders op het baanvak.

In Europa worden verschillende spelingsmarges gehanteerd. Met ingang van het dienstregelingjaar 2007 wordt in Nederland de marge van 5% van de totale netto rijtijd tussen twee Blokpunten gehanteerd. De maximale spitssamenstelling van een trein is daarbij een gegeven.

Behalve deze norm zijn er ook normen voor minimale halteertijden op stations en minimale halteertijden voor materieel.

Afwijkingen van de normen zijn ook mogelijk door het vaststellen van locatiespecifieke plannormen.

Planningsnorm | Infrasite

Planningsnorm

Bij het ontwerpen van een dienstregeling wordt rekening gehouden met planningsnormen. De belangrijkste zijn:

  • de Baanvaksnelheid (afhankelijk van bogen en overwegen).
  • de minimale tijdsafstand tussen twee treinen op een Baanvak of Emplacement.
  • de rijkarakteristiek (maximumsnelheid, optrek- en afremsnelheid).
  • de treinsamenstelling.
  • de halteertijd. (bij reizigerstreinen afhankelijk van het stationstype en de aantallen in- en uitstappers).

Deze zaken bepalen opgeteld de minimale rijtijd van station A naar station B.

Daar bovenop is een zekere speling of buffertijd nodig omdat gedurende een treinrit altijd zaken kunnen voorkomen die dwingen tot afwijking van de gestelde ideale tijdsnorm. Een voorbeeld hiervan is een trein die iets te laat vertrekt door veel in-/uitstappende reizigers of een brugopening die iets uitloopt door veel scheepvaart. Door deze ingebouwde onzekerheidsmarge wordt de dienstregeling robuust, kunnen bovengenoemde kleine tijdsverliezen zo veel mogelijk worden ingelopen en is er minder kans op gevolgen voor de overige vervoerders op het baanvak.

In Europa worden verschillende spelingsmarges gehanteerd. Met ingang van het dienstregelingjaar 2007 wordt in Nederland de marge van 5% van de totale netto rijtijd tussen twee Blokpunten gehanteerd. De maximale spitssamenstelling van een trein is daarbij een gegeven.

Behalve deze norm zijn er ook normen voor minimale halteertijden op stations en minimale halteertijden voor materieel.

Afwijkingen van de normen zijn ook mogelijk door het vaststellen van locatiespecifieke plannormen.