Kabelkoker

De betonnen kabelkoker komt het meest voor. Dit is veelal een goot van 1 meter lang en 30 cm breed waar een betonnen deksel op kan worden gelegd dat het geheel afsluit. De betonnen kabelkokers worden koud tegen elkaar gelegd. In deze koker liggen bijvoorbeeld seinkabels en stroomtoevoerkabels tot 3 kV.

Kabelkokers worden gebruikt omdat het veel minder werk met zich meebrengt dan het ingraven van kabels. Kabels die in de sleuf liggen zijn daarnaast storingsgevoeliger tijdens graafwerkzaamheden. Verder zijn kabels in kabelkokers sneller te vinden, te vernieuwen en te repareren.

Ook zijn er kabelbuizen (patentbuizen). Dit zijn polyethyleenbuizen van maximaal 10 meter lengte die geopend kunnen worden door een slee door de koker te halen. Deze opent de buis tijdelijk zodat er kabels in de koker kunnen worden gelegd. Daarna word de buis afgesloten door plastic pennen die in de slotjes van de buis worden geklikt. Het koppelen van de kabelbuizen geschiedt middels een mof die om de buizen geklikt wordt en vastgezet wordt met vleugelmoeren. Deze buizen mogen alleen als tijdelijk worden gebruikt (bijvoorbeeld als de kabels tijdelijk bovengronds worden gelegd).

Tegenwoordig worden er ook kunststofkokers gebruikt omdat deze lichter zijn dan de betonnen kabelkokers. Deze zijn bijvoorbeeld bij de HSL-Zuid gebruikt.

Kabelkokers hebben ook scheidingswanden omdat niet alle kabels bij elkaar mogen liggen vanwege warmteontwikkeling. In tunneltracés worden bijvoorbeeld de 3kV-kabels in kabelkokers gelegd met zo’n scheidingswand.

Voor de wisselverwarming worden ook betonnen kokers gebruikt; het is hetzelfde type als van de kabelkokers, met als verschil dat het deksel voorzien is van de ingegoten tekst GAS.

Kabelkoker | Infrasite

Kabelkoker

De betonnen kabelkoker komt het meest voor. Dit is veelal een goot van 1 meter lang en 30 cm breed waar een betonnen deksel op kan worden gelegd dat het geheel afsluit. De betonnen kabelkokers worden koud tegen elkaar gelegd. In deze koker liggen bijvoorbeeld seinkabels en stroomtoevoerkabels tot 3 kV.

Kabelkokers worden gebruikt omdat het veel minder werk met zich meebrengt dan het ingraven van kabels. Kabels die in de sleuf liggen zijn daarnaast storingsgevoeliger tijdens graafwerkzaamheden. Verder zijn kabels in kabelkokers sneller te vinden, te vernieuwen en te repareren.

Ook zijn er kabelbuizen (patentbuizen). Dit zijn polyethyleenbuizen van maximaal 10 meter lengte die geopend kunnen worden door een slee door de koker te halen. Deze opent de buis tijdelijk zodat er kabels in de koker kunnen worden gelegd. Daarna word de buis afgesloten door plastic pennen die in de slotjes van de buis worden geklikt. Het koppelen van de kabelbuizen geschiedt middels een mof die om de buizen geklikt wordt en vastgezet wordt met vleugelmoeren. Deze buizen mogen alleen als tijdelijk worden gebruikt (bijvoorbeeld als de kabels tijdelijk bovengronds worden gelegd).

Tegenwoordig worden er ook kunststofkokers gebruikt omdat deze lichter zijn dan de betonnen kabelkokers. Deze zijn bijvoorbeeld bij de HSL-Zuid gebruikt.

Kabelkokers hebben ook scheidingswanden omdat niet alle kabels bij elkaar mogen liggen vanwege warmteontwikkeling. In tunneltracés worden bijvoorbeeld de 3kV-kabels in kabelkokers gelegd met zo’n scheidingswand.

Voor de wisselverwarming worden ook betonnen kokers gebruikt; het is hetzelfde type als van de kabelkokers, met als verschil dat het deksel voorzien is van de ingegoten tekst GAS.