Akoestisch spoorboekje

Emissieregister spoorgeluid (Akoestisch Spoorboekje)

Het emissieregister spoorgeluid, ook wel aangeduid als het ‘Akoestisch Spoorboekje’, is een database met daarin gegevens die nodig zijn voor het doen van railverkeerslawaaiberekeningen conform bijlage IV van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder. Dit betreft alleen berekeningen aan doorgaand treinverkeer; rangeerbewegingen, werk aan het spoor e.d. vallen formeel niet onder railverkeerslawaai, maar onder industrielawaai. De belangrijkste gegevens in het emissieregister zijn intensiteiten (treinaantallen), snelheden, bovenbouw en geluidsschermen. De locatie waar de gegevens betrekking op hebben, wordt aangegeven door de akoestische trajectcode en de kilometrering.

Trajectcodes, zones en sporenkaart

Het spoorwegennet van Nederland is volgens het Bgs (Besluit Geluidhinder Spoorwegen, Staatsblad 122, 30 maart 1987) ingedeeld in akoestische trajecten. Binnen één traject zijn het aantal sporen en (doorgaans) de treinintensiteit constant. Voor elke spoorlijn zijn geluidszones geïntroduceerd; deze geven het gebied aan waarbinnen een zekere mate van geluidsoverlast te verwachten is. Gemeentes zijn aan allerlei regels gebonden als zij woningen binnen deze zone willen realiseren. De breedte van de geluidszone kan per traject verschillen, afhankelijk van de geluidproductie op dat traject. Deze zonebreedtes zijn per traject aangegeven op de zonekaart Bgs, die wordt beheerd en gepubliceerd door het Ministerie van VROM. De kilometrering is doorgaans gelijk aan de kilometrering die aangegeven staat langs het spoor.

De trajectcodes zijn niet gelijk aan de geocodes die door ProRail worden gebruikt. Dit verschil in locatie-aanduiding tussen ‘de spoorwereld’ en ‘de milieuwereld’ is historisch gegroeid. Wel bestaat er een eenduidige relatie tussen trajectcodes, geocodes en kilometrering.

Peiljaren

De gegevens in het emissieregister zijn gebonden aan een peiljaar. Het emissieregister bevat momenteel (2008) de volgende peiljaren:

  • 1987: het jaar van in werking treden van het Bgs. De gegevens uit dit peiljaar zijn afkomstig van het Ministerie van VROM. Dit peiljaar dient vaak als referentie in akoestische studies.
  • de realisatiejaren ofwel peiljaren 1994 en 1996 t/m 2006, verzorgd door ProRail. De peiljaren voor 2002 hebben betrekking op een dienstregelingsjaar dat in mei van het aangeduide jaar afgesloten is. De peiljaren vanaf 2002 hebben betrekking op de dienstregeling die liep van december van het voorgaande jaar tot december van het aangeduide jaar en vallen dus vrijwel samen met het kalenderjaar.
  • de akoestische prognoses: Het doel van de prognoses was zo nauwkeurig en volledig mogelijk de situatie over 10 jaar in kaart te brengen t.b.v. akoestische onderzoeken. Het Ministerie van VROM heeft rond 1990 een prognose uitgegeven: de prognose 2000. ProRail heeft tweemaal een landelijke prognose uitgegeven: de prognose 2005, gepubliceerd in 1996, en de prognose 2010-15, gepubliceerd in 2000. Tot voor kort hadden deze prognoses enige status en zijn de gegevens gebruikt in talloze akoestische onderzoeken. Het bleek echter niet haalbaar om landelijk eenduidige, algemeen onderschreven getallen te verstrekken: hiervoor veranderden de inzichten sneller dan de tijd die nodig was voor het doorlopen van wijzigingsprocedures. Daarom is in het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 vastgelegd dat het emissieregister niet langer de emissiegegevens voor het toekomstig maatgevende jaar hoeft te bevatten. Per situatie zal voortaan moeten worden bezien wat de te verwachten ontwikkeling is voor het betreffende baanvak. Toelichting op de gepubliceerde prognoses:
  • De prognose 2000 bestaat uit een extrapolatie van peiljaar 1987 met een gemiddelde jaarlijkse groei.
  • De prognose 2005 is bij grote spoorprojecten gebaseerd op de bijbehorende tracebesluiten; voor het overige spoor is de situatie in 1996 geextrapoleerd met een jaarlijks groeicijfer en zijn enkele aannames over materieelinzet gedaan.
  • Bij de prognose 2010-15 is ook waar mogelijk aangesloten bij bestaande tracebesluiten. Voor het overige spoor is uitgegaan van verkeersscenario’s van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, die door ProRail zo realistisch mogelijk vertaald zijn naar een dienstregeling (basisuurpatronen); vervolgens zijn hiervan de akoestische cijfers bepaald.

Gegevensbestanden: Intensiteiten en stopfracties

De treinaantallen of intensiteiten zijn uitgedrukt in het aantal passerende eenheden per uur, onderscheiden naar de in het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder aangegeven categorieën, het dagdeel en het spoor. De stopfractie is de fractie van de treinen die op een nabijgelegen station stopt en op de betreffende plaats met de stoppende snelheid rijdt. Het overige deel van de treinen rijdt met de doorgaande snelheid. De stopfractie, een getal tussen nul en één, wordt eveneens per treincategorie, per dagdeel en per spoor aangegeven.

De gegevens van reizigerstreinen zijn gebaseerd op jaarplanningsgegevens (inclusief tussentijdse wijzigingsbladen), zo veel mogelijk verkregen uit automatisch gegenereerde bestanden. De goederengegevens in de peiljaren 1994 t/m 2001 waren een vreemde mengeling tussen jaarplanning en realisatie; vanaf 2002 zijn de gegevens afkomstig uit realisatiecijfers. Hoe de cijfers van 1987 tot stand zijn gekomen is niet precies bekend.

Gegevensbestanden: snelheden van doorgaande en stoppende treinen

De snelheid van de doorgaande treinen is de snelheid van treinen die niet op stations stoppen, in km/u. De snelheid van de stoppende treinen is de snelheid van treinen die op alle stations stoppen, in km/u. Een negatieve snelheid betekent dat de betreffende treinen met ingeschakeld remsysteem voorbijkomen; dit is van belang i.v.m. het optreden van remgeluid voor bepaalde categorieën.

De snelheidsgegevens zijn afkomstig van berekeningen waarin rekening is gehouden met materieeltype, treinlengte, stationslocaties, snelheidsbeperkingen en hoogteverschillen in de baan. Voor de verschillende categorieën uit het Reken- en Meetvoorschrift zijn hiermee voor het hele Nederlandse net snelheidsprofielen bepaald, uitgaande van een gemiddeld optredende treinsamenstelling.

De oorspronkelijke snelheidsprofielen van peiljaar 1987 waren gebaseerd op eenparige versnelling en vertraging van treinen. Om niet reële geluidemissieverschillen met latere peiljaren te voorkomen heeft het Ministerie van VROM ervoor gekozen de later berekende snelheidsprofielen ook voor het jaar 1987 te gaan hanteren, met kleine aanpassingen op plaatsen waar stations geopend of gesloten zijn.

De snelheidsprofielen in de prognoses zijn steeds afgeleid van het meest recente realisatiejaar op het moment van uitbrengen of herzien van de prognose.

Gegevensbestanden: bovenbouw (type spoorconstructie)

Het bovenbouwbestand is gebaseerd op gegevens afkomstig van ProRail Inframanagement. De negen in het RMV onderscheiden bovenbouwtypes zijn in het emissieregister aangevuld met meer dan 20 codes, waardoor het mogelijk is te zien of er sprake is van doorgaand spoor, overwegen, wissels, tunnels of stalen of betonnen kunstwerken.

De oorsprong van de gegevens in peiljaar 1987 is onbekend. De gegevens in de peiljaren 1994 t/m 1999 zijn afkomstig uit het SGW-systeem van ProRail. Vanaf peiljaar 2000 zijn de bovenbouwgegevens gebaseerd op het SAP-systeem van ProRail.

De bovenbouwgegevens in de prognoses zijn steeds afgeleid van het meest recente realisatiejaar op het moment van uitbrengen of herzien van de prognose.

Gegevensbestanden: geluidsschermen

Het geluidsschermenbestand bevat een indicatie van reeds geplaatste of geplande geluidsschermen en -wallen. Naast de locatie zijn gegevens opgenomen als de zijde langs het poor (links, rechts of tussen de sporen), de afstand tot het spoor, de hoogte, het type scherm of wal, het gebruikte bouwmateriaal en het gebruikte absorptiemateriaal.

Twee keer heeft een landsdekkende, vrij grove inventarisatie van schermen plaatsgevonden d.m.v. videobeelden, nl. voor de peiljaren 1996 en 2004. Vanaf 1998 wordt door ProRail Geo-informatie speciaal voor het emissieregister spoorgeluid een database met geluidsschermen beheerd.

De gegevens die door ProRail Geo-informatie worden verstrekt, zijn nauwkeurig, maar tot 2007 liep de database qua volledigheid achter op de realiteit. De oorsprong van de gegevens in peiljaar 1987 is onbekend.

Metro’s en sneltrams

De metro- en sneltramnetten in en rondom Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag (vanaf 2006) zijn ook gezoneerd in het kader van Bgs. Omdat ProRail deze netten niet in beheer heeft, moet het verwerken van de betreffende gegevens buiten ProRail georganiseerd worden. Dit is alleen gebeurd voor de realisatiejaren 1987 en 2001 t/m 2004 en voor de prognoses 2000 en 2005.

De oorsprong van de gegevens in 1987, prognose 2000 en prognose 2005 is onbekend. De gegevens uit de peiljaren 2001 t/m 2004 zijn afkomstig uit opgave door de afzonderlijke vervoerders en infrabeheerders.

Partijen

De gegevens zijn eigendom van ProRail. ProRail is verantwoordelijk voor de gegevens over het huidige en toekomstige gebruik van het spoor, over de spoorconstructie, de snelheden en de geluidsschermen, die zijn opgenomen in het emissieregister. De gegevens van metro’s en sneltrams vallen rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van VROM. Het beheer van de database is totnogtoe uitbesteed aan DeltaRail (de rechtsopvolger van AEA Technology Rail en NS Technisch Onderzoek). Het emissieregister is toegankelijk gemaakt via het computerprogramma ASWIN, dat uitgegeven wordt door DeltaRail.

Eerste versie van artikel geschreven door: Stijn van Lier

Akoestisch spoorboekje | Infrasite