Beveiliging

Beveiliging staat voor beveiligingssysteem, in het Engels interlocking system. Door de eigenschap van treinen dat het wiel-railcontact weinig wrijving geeft is de remweg van een trein lang. Hierdoor is het voor een machinist niet mogelijk om met hoge snelheid op zicht te rijden. Het beveiligingssysteem is een technisch systeem dat ervoor zorgt dat treinen wel veilig met hoge snelheid kunnen rijden. De huidige systemen doen dat hoofdzakelijk door het tonen van lichtseinen.

Geschiedenis

Toen in de negentiende eeuw het spoorverkeer zijn intrede deed kwam men er al snel achter dat om botsingen te voorkomen het nodig was om de machnist te ondersteunen met technische systemen. Dit leidde tot de ontwikkeling van de beveiligingssystemen. Globaal zijn er in die ontwikkeling drie groepen te onderscheiden:

  1. de klassieke of machanische beveiliging
  2. de relaisbeveiliging
  3. de electronische beveiliging

Bij een mechanische beveiliging vindt de bediening van de seinen (armseinen in dit geval) en wissels plaats door middel van trekdraden. De mechanische beveiliging voorkomt dat een Sein ten onrechte op veilig gezet kan worden met behulp van een stelsel van linealen en nokken. Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw is op grote schaal overgeschakeld op elektrische apparatuur. De armseinen werden vervangen door lichtseinen en de wissels voorzien van een elektromotor, genaamd Wisselsteller. Het mechanische beveiligingssysteem met de linealen en nokken werd vervangen door een elektrische schakeling bestaande uit een groot aantal relais. Voor het veiligheidsgedeelte worden hiervoor B-relais gebruikt. Vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw is begonnen met het vervangen van de relaisbeveiligingen door electronische beveiligingen. Deze systemen bevatten microprocessors in plaats van relais en software in plaats van bedrading.

Functie van de beveiliging

De huidige beveiligingssystemen moeten reageren op bedienopdrachten van de Treindienstleider of VPT. De treindienstleider kan het beveiligingssysteem opdracht geven om een rijweg voor een trein in te stellen. Het beveiligingssysteem voert daarop een aantal controles uit, stuurt de wissels naar de gevraagde stand en controleert of aan allerlei veiligheidseisen is voldaan. Als aan alle eisen is voldaan zal het systeem het sein van rood naar geel of groen sturen. Naast dit voorbeeld kunnen er in een beveiligingssysteem functies zitten voor de sturing van overwegen, wissels, handwissels, enz. Deze struring vindt plaats vanuit de uitgangen van het beveiligingssysteem. Naast deze uitgangen heeft het systeem ingangen die zijn aangesloten op de wissels, treindetectieapparatuur, enz. om de toestand van de spoor-Infrastructuur te controleren.

Constructie van de beveiliging

De belangrijkste eigenschap van beveiligingssystemen is dat ze Fail-safe geconstrueerd zijn. Dit houdt in dat als er een storing optreedt dat het systeem gegarandeerd in een veilige toestand terecht moet komen: seinen worden rood gestuurd en de ATB-code wordt afgeschakeld. Tegenwoordig wordt de fail-safe eis geleidelijk vervangen door eisen aan het SIL-level van het systeem.

Het verschil tussen beveiliging en beheersing

Het belangrijkste verschil tussen een beveiligingssysteem en een beheersingssysteem is dat het beveiligingssysteem de veiligheid van het spoorverkeer moet garanderen en het beheersingssysteem voor de besturing moet zorgen. In het beheersingssysteem zit daarom de Dienstregeling van het treinverkeer. Momenteel zijn er verschillen typen beveiligingssystemen in gebruik in Nederland: systemen met B-relais en verschillende electronische systemen van de leveranciers Alstom, Bombardier en Siemens. Het treinbeheersingssysteem is wel gestandaardiseerd en heet het VPT systeem. Om al deze beveiligingssystemen aan VPT te koppelen zijn een ongeveer even groot aantal interfacesystemen ontwikkeld. De namen van deze interfacesystemen zijn EBP, KEV, VIA, PIA en VIS, waarvan vaak ook nog verschillende versies bestaan.

Eerste versie van artikel geschreven door: Daan van der Meij

Beveiliging | Infrasite

Beveiliging

Beveiliging staat voor beveiligingssysteem, in het Engels interlocking system. Door de eigenschap van treinen dat het wiel-railcontact weinig wrijving geeft is de remweg van een trein lang. Hierdoor is het voor een machinist niet mogelijk om met hoge snelheid op zicht te rijden. Het beveiligingssysteem is een technisch systeem dat ervoor zorgt dat treinen wel veilig met hoge snelheid kunnen rijden. De huidige systemen doen dat hoofdzakelijk door het tonen van lichtseinen.

Geschiedenis

Toen in de negentiende eeuw het spoorverkeer zijn intrede deed kwam men er al snel achter dat om botsingen te voorkomen het nodig was om de machnist te ondersteunen met technische systemen. Dit leidde tot de ontwikkeling van de beveiligingssystemen. Globaal zijn er in die ontwikkeling drie groepen te onderscheiden:

  1. de klassieke of machanische beveiliging
  2. de relaisbeveiliging
  3. de electronische beveiliging

Bij een mechanische beveiliging vindt de bediening van de seinen (armseinen in dit geval) en wissels plaats door middel van trekdraden. De mechanische beveiliging voorkomt dat een Sein ten onrechte op veilig gezet kan worden met behulp van een stelsel van linealen en nokken. Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw is op grote schaal overgeschakeld op elektrische apparatuur. De armseinen werden vervangen door lichtseinen en de wissels voorzien van een elektromotor, genaamd Wisselsteller. Het mechanische beveiligingssysteem met de linealen en nokken werd vervangen door een elektrische schakeling bestaande uit een groot aantal relais. Voor het veiligheidsgedeelte worden hiervoor B-relais gebruikt. Vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw is begonnen met het vervangen van de relaisbeveiligingen door electronische beveiligingen. Deze systemen bevatten microprocessors in plaats van relais en software in plaats van bedrading.

Functie van de beveiliging

De huidige beveiligingssystemen moeten reageren op bedienopdrachten van de Treindienstleider of VPT. De treindienstleider kan het beveiligingssysteem opdracht geven om een rijweg voor een trein in te stellen. Het beveiligingssysteem voert daarop een aantal controles uit, stuurt de wissels naar de gevraagde stand en controleert of aan allerlei veiligheidseisen is voldaan. Als aan alle eisen is voldaan zal het systeem het sein van rood naar geel of groen sturen. Naast dit voorbeeld kunnen er in een beveiligingssysteem functies zitten voor de sturing van overwegen, wissels, handwissels, enz. Deze struring vindt plaats vanuit de uitgangen van het beveiligingssysteem. Naast deze uitgangen heeft het systeem ingangen die zijn aangesloten op de wissels, treindetectieapparatuur, enz. om de toestand van de spoor-Infrastructuur te controleren.

Constructie van de beveiliging

De belangrijkste eigenschap van beveiligingssystemen is dat ze Fail-safe geconstrueerd zijn. Dit houdt in dat als er een storing optreedt dat het systeem gegarandeerd in een veilige toestand terecht moet komen: seinen worden rood gestuurd en de ATB-code wordt afgeschakeld. Tegenwoordig wordt de fail-safe eis geleidelijk vervangen door eisen aan het SIL-level van het systeem.

Het verschil tussen beveiliging en beheersing

Het belangrijkste verschil tussen een beveiligingssysteem en een beheersingssysteem is dat het beveiligingssysteem de veiligheid van het spoorverkeer moet garanderen en het beheersingssysteem voor de besturing moet zorgen. In het beheersingssysteem zit daarom de Dienstregeling van het treinverkeer. Momenteel zijn er verschillen typen beveiligingssystemen in gebruik in Nederland: systemen met B-relais en verschillende electronische systemen van de leveranciers Alstom, Bombardier en Siemens. Het treinbeheersingssysteem is wel gestandaardiseerd en heet het VPT systeem. Om al deze beveiligingssystemen aan VPT te koppelen zijn een ongeveer even groot aantal interfacesystemen ontwikkeld. De namen van deze interfacesystemen zijn EBP, KEV, VIA, PIA en VIS, waarvan vaak ook nog verschillende versies bestaan.

Eerste versie van artikel geschreven door: Daan van der Meij