Ruimtelijke ordening

Voor nieuwe fysieke ontwikkelingen of ingrepen in de infrastructuur is een omgevingsvergunning voor bouwen en/of aanleggen vereist. Om die te kunnen verlenen moet het bestemmingsplan dat mogelijk maken. Tegenstanders grijpen de bestemmingsplanprocedure aan om de ontwikkeling tegen te houden via beroep bij de Raad van State. Deze toetst daarbij niet op de inhoud van de ontwikkeling, maar primair op het op de juiste wijze doorlopen van de procedures en de zorgvuldigheid van onderzoek. Zorg daarom dat dit op een goede wijze plaatsvindt.

Inhoud

1 Algemeen

2 Onderbouwing

3 Bronvermeldingen, documenten en links

4 Wijziginghistorie

1. Algemeen

Veranderingen in de fysieke infrastructuur gaan vrijwel altijd gepaard met een ruimtelijke ingreep. En daarmee met een omgevingsvergunning. De ruimtelijke ordening stelt de kaders waarbinnen deze omgevingsvergunning kan worden verleend. Met de komst van de nieuwe Wro in 2007 is de onderlinge verantwoordelijkheid van de drie overheidslagen in de ruimtelijke ordening, rijk, provincie en gemeente, verandert. Elke overheidslaag is daarbij nadrukkelijker verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van zijn eigen beleid. Algemene beleidsoverwegingen in structuurvisies binden alleen de overheidslaag die deze heeft opgesteld (bestuurlijke zelfbinding). Doorwerking naar andere overheden en de burger moet nadrukkelijk worden vastgelegd in daarop toegesneden instrumentarium.

2 Onderbouwing

2.1 Huidige ontwikkelingen

Veranderingen in de fysieke infrastructuur gaan vrijwel altijd gepaard met een ruimtelijke ingreep. En daarmee met een omgevingsvergunning. De ruimtelijke ordening stelt de kaders waarbinnen deze omgevingsvergunning kan worden verleend. Met de komst van de nieuwe Wro in 2007 is de onderlinge verantwoordelijkheid van de drie overheidslagen in de ruimtelijke ordening, rijk, provincie en gemeente, verandert. Elke overheidslaag is daarbij nadrukkelijker verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van zijn eigen beleid. Algemene beleidsoverwegingen in structuurvisies binden alleen de overheidslaag die deze heeft opgesteld (bestuurlijke zelfbinding). Doorwerking naar andere overheden en de burger moet nadrukkelijk worden vastgelegd in daarop toegesneden instrumentarium.

In de nieuwe Wro is een nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen beleid en regelgeving. Daarbij moet elke overheidslaag haar beleid vastleggen in een structuurvisie.

Wil het rijk dat provincies en gemeenten rekening houden met de daarin vastgelegde beleidskaders dan dient zij deze vast te leggen in een AmvB. Gemeenten moeten dan bij het opstellen van hun bestemmingsplannen rekening houden met die AmvB. Het rijk kan ook een inpassingsplan opstellen. Dit is in feite een door het rijk zelf opgesteld bestemmingsplan, bijvoorbeeld om een rijksweg juridisch-planologisch mogelijk te maken. Voor de tracékeuze voor een infrastructuur heeft het rijk de Tracéwet.

Als provincies hun structuurvisiebeleid willen laten doorwerken naar de gemeentelijke bestemmingsplannen, dan moeten ze dat vastleggen in een Verordening. De provincie mag een bestemmingsplan alleen toetsen aan de regels die ze heeft vastgelegd in haar verordening. Ook de provincie kan een inpassingsplan opstellen.

Op het niveau van de gemeente kan een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling op het gebied van infrastructuur alleen worden gerealiseerd als het bestemmingsplan daar de mogelijkheid voor biedt. Is dat niet het geval dan moet het bestemmingsplan worden herzien, of een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan worden gevolgd. In beide gevallen wordt dit getoets aan de relevante AmvB’s en de provinciale Verordening.

Gemeentelijk Structuurvisiebeleid bevat de beleidsmatige kaders of, en onder welke voorwaarden, de gemeente bereid is haar bestemmingsplannen aan nieuwe infrastructurele ontwikkelingen aan te passen.

Met behulp van de Crisis en herstelwet kunnen procedures versneld worden doorlopen. Daarmee wordt met name de decentrale overheden beperkt in hun mogelijkheden tot beroep. De burger behoudt die rechten wel maar de procedure is wel aangescherpt.

Juridische status

Structuurvisies (rijk, provincie, gemeente) hebben alleen een eigen bestuursbindende status. Derden kunnen daar geen rechten aan ontlenen. Maar structuurvisies kunnen derden ook geen plichten opleggen. Structuurvisies staan daarom ook niet open voor beroep bij de Raad van State.

Inpassingsplan en bestemmingsplan doorlopen de wettelijk vastgelegde procedure (Ontwerpplan – ter visielegging – vaststelling – beroepsmogelijkheid bij de Raad van State).

Een omgevingsvergunning die afwijkt van de regels in het bestemmingsplan of inpassingsplan is mogelijk, maar daar is een besluitvormingsprocedure aan gekoppeld die inhoudelijk, in tijd en in rechten vergelijkbaar is met de procedure voor het bestemmingsplan

3 Bronvermeldingen, documenten en links

4 Wijzigingshistorie

Naar de wijzigingshistorie

Helpen bestaand lemma te verbeteren

Nieuw lemma inbrengen

Laatste aanpassing: 17-01-2012

Ruimtelijke ordening | Infrasite

Ruimtelijke ordening

Voor nieuwe fysieke ontwikkelingen of ingrepen in de infrastructuur is een omgevingsvergunning voor bouwen en/of aanleggen vereist. Om die te kunnen verlenen moet het bestemmingsplan dat mogelijk maken. Tegenstanders grijpen de bestemmingsplanprocedure aan om de ontwikkeling tegen te houden via beroep bij de Raad van State. Deze toetst daarbij niet op de inhoud van de ontwikkeling, maar primair op het op de juiste wijze doorlopen van de procedures en de zorgvuldigheid van onderzoek. Zorg daarom dat dit op een goede wijze plaatsvindt.

Inhoud

1 Algemeen

2 Onderbouwing

3 Bronvermeldingen, documenten en links

4 Wijziginghistorie

1. Algemeen

Veranderingen in de fysieke infrastructuur gaan vrijwel altijd gepaard met een ruimtelijke ingreep. En daarmee met een omgevingsvergunning. De ruimtelijke ordening stelt de kaders waarbinnen deze omgevingsvergunning kan worden verleend. Met de komst van de nieuwe Wro in 2007 is de onderlinge verantwoordelijkheid van de drie overheidslagen in de ruimtelijke ordening, rijk, provincie en gemeente, verandert. Elke overheidslaag is daarbij nadrukkelijker verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van zijn eigen beleid. Algemene beleidsoverwegingen in structuurvisies binden alleen de overheidslaag die deze heeft opgesteld (bestuurlijke zelfbinding). Doorwerking naar andere overheden en de burger moet nadrukkelijk worden vastgelegd in daarop toegesneden instrumentarium.

2 Onderbouwing

2.1 Huidige ontwikkelingen

Veranderingen in de fysieke infrastructuur gaan vrijwel altijd gepaard met een ruimtelijke ingreep. En daarmee met een omgevingsvergunning. De ruimtelijke ordening stelt de kaders waarbinnen deze omgevingsvergunning kan worden verleend. Met de komst van de nieuwe Wro in 2007 is de onderlinge verantwoordelijkheid van de drie overheidslagen in de ruimtelijke ordening, rijk, provincie en gemeente, verandert. Elke overheidslaag is daarbij nadrukkelijker verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van zijn eigen beleid. Algemene beleidsoverwegingen in structuurvisies binden alleen de overheidslaag die deze heeft opgesteld (bestuurlijke zelfbinding). Doorwerking naar andere overheden en de burger moet nadrukkelijk worden vastgelegd in daarop toegesneden instrumentarium.

In de nieuwe Wro is een nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen beleid en regelgeving. Daarbij moet elke overheidslaag haar beleid vastleggen in een structuurvisie.

Wil het rijk dat provincies en gemeenten rekening houden met de daarin vastgelegde beleidskaders dan dient zij deze vast te leggen in een AmvB. Gemeenten moeten dan bij het opstellen van hun bestemmingsplannen rekening houden met die AmvB. Het rijk kan ook een inpassingsplan opstellen. Dit is in feite een door het rijk zelf opgesteld bestemmingsplan, bijvoorbeeld om een rijksweg juridisch-planologisch mogelijk te maken. Voor de tracékeuze voor een infrastructuur heeft het rijk de Tracéwet.

Als provincies hun structuurvisiebeleid willen laten doorwerken naar de gemeentelijke bestemmingsplannen, dan moeten ze dat vastleggen in een Verordening. De provincie mag een bestemmingsplan alleen toetsen aan de regels die ze heeft vastgelegd in haar verordening. Ook de provincie kan een inpassingsplan opstellen.

Op het niveau van de gemeente kan een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling op het gebied van infrastructuur alleen worden gerealiseerd als het bestemmingsplan daar de mogelijkheid voor biedt. Is dat niet het geval dan moet het bestemmingsplan worden herzien, of een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan worden gevolgd. In beide gevallen wordt dit getoets aan de relevante AmvB’s en de provinciale Verordening.

Gemeentelijk Structuurvisiebeleid bevat de beleidsmatige kaders of, en onder welke voorwaarden, de gemeente bereid is haar bestemmingsplannen aan nieuwe infrastructurele ontwikkelingen aan te passen.

Met behulp van de Crisis en herstelwet kunnen procedures versneld worden doorlopen. Daarmee wordt met name de decentrale overheden beperkt in hun mogelijkheden tot beroep. De burger behoudt die rechten wel maar de procedure is wel aangescherpt.

Juridische status

Structuurvisies (rijk, provincie, gemeente) hebben alleen een eigen bestuursbindende status. Derden kunnen daar geen rechten aan ontlenen. Maar structuurvisies kunnen derden ook geen plichten opleggen. Structuurvisies staan daarom ook niet open voor beroep bij de Raad van State.

Inpassingsplan en bestemmingsplan doorlopen de wettelijk vastgelegde procedure (Ontwerpplan – ter visielegging – vaststelling – beroepsmogelijkheid bij de Raad van State).

Een omgevingsvergunning die afwijkt van de regels in het bestemmingsplan of inpassingsplan is mogelijk, maar daar is een besluitvormingsprocedure aan gekoppeld die inhoudelijk, in tijd en in rechten vergelijkbaar is met de procedure voor het bestemmingsplan

3 Bronvermeldingen, documenten en links

4 Wijzigingshistorie

Naar de wijzigingshistorie

Helpen bestaand lemma te verbeteren

Nieuw lemma inbrengen

Laatste aanpassing: 17-01-2012