Arbeidshygienische strategie

Arbeidshygiënische strategie

De arbeidshygiënische strategie moet worden toegepast bij het vaststellen van het veiligheidsniveau waarop het werk wordt uitgevoerd. Nadat de omvang van het risico is vastgesteld, dient in principe voor het hoogste niveau van veiligheid te worden gekozen, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken, waarbij het redelijkerwijsprincipe (afweging van technische, operationele- en economische- aspecten) geldt en naar de stand der techniek wordt gekeken. Bij iedere volgende stap in de arbeidshygiènische strategie moet de afweging opnieuw worden gemaakt; gemotiveerd en aantoonbaar. De volgorde van de niveaus is als volgt:

Methoden van werkplekbeveiliging

De belanglangrijkste elementen hiervoor zijn:

  • Het voorkomen/elimeren van de bron
  • Het Beperken/Isoleren van de bron
  • Het Collectief beschermen van de bron
  • De Individuele bescherming
  • Persoonlijke bescherming

Keuze voor een niveau van ‘lagere’ orde wordt slechts gemaakt voor zover een ‘hogere’ orde niet mogelijk is of niet in redelijkheid kan worden gevergd. Zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer geven binnen hun eigen rol, taak en verantwoordelijkheid, toepassing aan de Arbeidshygiënische strategie, zoals vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet.

Al in de ontwerpfase dient de opdrachtgever de risico’s verbonden aan de werkzaamheden te inventariseren en evalueren en dient de opdrachtgever, via bestek of anderszins dwingend voor te schrijven welke minimale veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen om veilig werken aan het spoor mogelijk te maken.

De Arbeidsinspectie acht die minimale beheersmaatregelen van groot belang omdat de aard van de werkzaamheden in de uitvoeringsfase voor een groot deel wordt bepaald door beslissingen van de opdrachtgever in de ontwerpfase.

Beslissingen in de ontwerpfase zijn direct of indirect van invloed op de risico’s die tijdens de uitvoeringsfase voor de Veiligheid en de gezondheid van de werknemers kunnen ontstaan.

De opdrachtnemer heeft daarop veelal geen invloed. De opdrachtgever, zeker de professionele, dient daarom, naast het formuleren van de kaders, ook zo veel mogelijk maatregelen voor te schrijven en de opdrachtnemer, gezien zijn veelal beperkte invloed, niet voor onmogelijke keuzes te plaatsen.

Hierbij dient de arbeidshygiënische strategie te worden gevolgd op basis van artikel 3 en 5 eerste lid van de arbeidsomstandighedenwet. In de arbeidshygiënische strategie is een aflopende volgorde van prioriteit bepaald. Deze loopt van, het voorkomen of uitsluiten van risico’s tot het toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen. De opdrachtgever moet de afwegingen zichtbaar maken hoe hij tot het uiteindelijke veiligheidsniveau is gekomen.

Dit betekent dat alle werkzaamheden in PVR (Profiel van Vrije Ruimte) worden uitgevoerd volgens het hoogst mogelijke veiligheidsniveau.

De te onderscheiden veiligheidsmaatregelen die horen bij de niveaus van de arbeidshygiënische strategie, zijn in volgorde:

A. Buitendienststelling (BD),
B. Fysieke afscherming (conform beleidsregel 3.16 lid 6 tot 2010, na 2010 vervangen door arbocatalogus),
C. Beheerste toelating(BT) van treinen met afbakening ,
D. Gegarandeerde waarschuwing (GW) met afbakening ,
E. Persoonlijke waarneming (PW) met afbakening .

Eenvoudig gezegd worden alle werkzaamheden binnen het PVR uitgevoerd in BD, tenzij.

Afwijkingen van het hoogste veiligheidsniveau (tenzij…) moeten overtuigend door de werkgever zijn onderbouwd.

bron: projectverslag Veiligheid Baanwerkers A564-2002, 5 aug 2003, Arbeidsinspectie, Den Haag en actueel verslag van de Arbeidsinspectie tbv inspectieproject baanwerkers 2007

Arbeidshygienische strategie | Infrasite

Arbeidshygienische strategie

Arbeidshygiënische strategie

De arbeidshygiënische strategie moet worden toegepast bij het vaststellen van het veiligheidsniveau waarop het werk wordt uitgevoerd. Nadat de omvang van het risico is vastgesteld, dient in principe voor het hoogste niveau van veiligheid te worden gekozen, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken, waarbij het redelijkerwijsprincipe (afweging van technische, operationele- en economische- aspecten) geldt en naar de stand der techniek wordt gekeken. Bij iedere volgende stap in de arbeidshygiènische strategie moet de afweging opnieuw worden gemaakt; gemotiveerd en aantoonbaar. De volgorde van de niveaus is als volgt:

Methoden van werkplekbeveiliging

De belanglangrijkste elementen hiervoor zijn:

  • Het voorkomen/elimeren van de bron
  • Het Beperken/Isoleren van de bron
  • Het Collectief beschermen van de bron
  • De Individuele bescherming
  • Persoonlijke bescherming

Keuze voor een niveau van ‘lagere’ orde wordt slechts gemaakt voor zover een ‘hogere’ orde niet mogelijk is of niet in redelijkheid kan worden gevergd. Zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer geven binnen hun eigen rol, taak en verantwoordelijkheid, toepassing aan de Arbeidshygiënische strategie, zoals vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet.

Al in de ontwerpfase dient de opdrachtgever de risico’s verbonden aan de werkzaamheden te inventariseren en evalueren en dient de opdrachtgever, via bestek of anderszins dwingend voor te schrijven welke minimale veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen om veilig werken aan het spoor mogelijk te maken.

De Arbeidsinspectie acht die minimale beheersmaatregelen van groot belang omdat de aard van de werkzaamheden in de uitvoeringsfase voor een groot deel wordt bepaald door beslissingen van de opdrachtgever in de ontwerpfase.

Beslissingen in de ontwerpfase zijn direct of indirect van invloed op de risico’s die tijdens de uitvoeringsfase voor de Veiligheid en de gezondheid van de werknemers kunnen ontstaan.

De opdrachtnemer heeft daarop veelal geen invloed. De opdrachtgever, zeker de professionele, dient daarom, naast het formuleren van de kaders, ook zo veel mogelijk maatregelen voor te schrijven en de opdrachtnemer, gezien zijn veelal beperkte invloed, niet voor onmogelijke keuzes te plaatsen.

Hierbij dient de arbeidshygiënische strategie te worden gevolgd op basis van artikel 3 en 5 eerste lid van de arbeidsomstandighedenwet. In de arbeidshygiënische strategie is een aflopende volgorde van prioriteit bepaald. Deze loopt van, het voorkomen of uitsluiten van risico’s tot het toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen. De opdrachtgever moet de afwegingen zichtbaar maken hoe hij tot het uiteindelijke veiligheidsniveau is gekomen.

Dit betekent dat alle werkzaamheden in PVR (Profiel van Vrije Ruimte) worden uitgevoerd volgens het hoogst mogelijke veiligheidsniveau.

De te onderscheiden veiligheidsmaatregelen die horen bij de niveaus van de arbeidshygiënische strategie, zijn in volgorde:

A. Buitendienststelling (BD),
B. Fysieke afscherming (conform beleidsregel 3.16 lid 6 tot 2010, na 2010 vervangen door arbocatalogus),
C. Beheerste toelating(BT) van treinen met afbakening ,
D. Gegarandeerde waarschuwing (GW) met afbakening ,
E. Persoonlijke waarneming (PW) met afbakening .

Eenvoudig gezegd worden alle werkzaamheden binnen het PVR uitgevoerd in BD, tenzij.

Afwijkingen van het hoogste veiligheidsniveau (tenzij…) moeten overtuigend door de werkgever zijn onderbouwd.

bron: projectverslag Veiligheid Baanwerkers A564-2002, 5 aug 2003, Arbeidsinspectie, Den Haag en actueel verslag van de Arbeidsinspectie tbv inspectieproject baanwerkers 2007