Veterbeweging

Vetergang

Door de vorm van de wielband (taps uitlopend) bewegen de twee wielen op één as zich niet met dezelfde omloopsnelheid. Daardoor komt het ene wiel schuin voor het andere wiel. Het verschil veroorzaakt een torsiekracht in de wielas, met als gevolg een kracht op het contactvlak die bij de twee wielen tegengesteld gericht is. Deze kracht is afhankelijk van het krachtmoment in de as en de straal van het wiel. Als deze kracht groter is dan het voertuiggewicht vermenigvuldigd met de wrijvingscoëfficiënt, zal één van beide wielen slippen. Dit noemt men pseudoslip. Dit heeft tot gevolg dat het andere wiel voor gaat lopen. De wielas beweegt zich daardoor zigzaggend over het spoor. Dit verschijnsel noemt men de vetergang.

Bij oudere tweeassige voertuigen waarbij de aslagerpot nauw opgesloten in de zogenaamde scheenpoorten kon bewegen was de maximumsnelheid 60 km/h,dit noemt men onderkritisch loopwerk. Bij moderne voertuigen, waar de ruimte tussen aspot en scheenpoort groter was, lag de kritische snelheid op circa 30 km/h. Kwam men boven deze snelheid, dan ging het voertuig steeds rustiger rijden, dit noemt men bovenkritisch.

Dit geldt niet voor voertuigen met draaistellen.