Samenvatting EIB publicatie Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2016-2021

Foto: Ivo Ketelaar

Algemeen beeld
Na zes zware jaren is de bouwproductie in het afgelopen jaar fors toegenomen. De motor van het herstel werd gevormd door de woningbouw, waar spectaculaire groeicijfers zijn gerealiseerd. Op basis van voorlopige cijfers blijkt dat de nieuwbouwproductie van woningen in 2015 met 24% is toegenomen, terwijl de herstel en verbouwproductie ook nog eens met 17% toenam. De omvang van de productiestijging is zeer fors en ook nog duidelijk hoger dan de positieve verwachtingen die zich begin vorig jaar al aftekenden. De ontwikkeling van de utiliteitsbouw was daarentegen mager. De totale productie is hier met slechts 1% toegenomen. Dit kwam volledig voor rekening van de herstel en verbouwproductie. De utiliteitsnieuwbouw stagneerde in het afgelopen jaar. De grond-, water- en wegenbouw nam het afgelopen jaar een tussenpositie in, waarbij de productie met bijna 3% is toegenomen. Hier kwam de groei juist meer vanuit de nieuwbouw, terwijl de groei van de onderhoudsproductie wat achterbleef.

De woningbouw profteert vooral van de krachtige onderliggende vraag. Na jaren van zeer lage aantallen opgeleverde woningen begint de woningmarkt in steeds meer delen van ons land te verkrappen. De onderdrukte vraag komt een keer naar boven en het aanbod is ook na de forse stijging in 2015 nog lang niet op het niveau dat structureel nodig is om in de huishoudensgroei te voorzien. Daarbij is de sterke instroom van asielzoekers gekomen in het afgelopen jaar, die ook dit jaar nog niet volledig zal opdrogen. De extra huishoudens die dit oplevert stuwt de vraag verder omhoog. De zeer krachtige groei van de woningbouwinvesteringen kan echter ook niet los worden gezien van het economisch herstel en in het bijzonder van de sterk gedaalde hypotheekrente. Opvallend was dat ook de herstel en verbouwproductie zeer sterk kon groeien in het afgelopen jaar. Een duidelijke terugval in de tweede helft van het jaar – als gevolg van het afopen van de btw-maatregel – is uitgebleven. Naast de algemene positieve invloeden vanuit de economie en de toegenomen mobiliteit op de woningmarkt, lijkt de steeds meer op gang komende transformatie van utiliteitsgebouwen naar woningen en inspanningen vanuit het Energieakkoord voor extra productie te hebben gezorgd. Nadere analyse zal nog moeten uitwijzen welke rol de verschillende factoren hebben gespeeld en wat de geschatte invloed is geweest van de btw-maatregel.

De tegenvallende ontwikkeling van de utiliteitsnieuwbouw kwam deels op rekening van de zorgsector, waar de investeringen in het afgelopen jaar met 15% terugliepen. Beleidsinvloeden veroorzaken transitieproblemen en zorgen waarschijnlijk ook voor onzekerheid bij investeerders. Daarnaast is de kantorennieuwbouw opnieuw teruggevallen, inmiddels voor het zevende jaar in successie. Onder invloed van de aantrekkende economische groei konden de investeringen in bedrijfsgebouwen en logistieke gebouwen wel weer duidelijk toenemen.

De productie in de gww-sector moest het in 2015 vooral hebben van de nieuwbouw. De onderhoudsproductie nam maar bescheiden toe, waarbij druk op gemeentelijke budgetten een rol zal hebben gespeeld. Bij de nieuwbouw namen vooral de investeringen van de bedrijven en de lagere overheden toe. Het laatste wordt veroorzaakt door de toegenomen locatie-ontwikkeling in samenhang met de opleving van de woningmarkt.

Alles overziende is in 2015 een belangrijk productieherstel gerealiseerd. De totale productie van de bouwnijverheid nam in het afgelopen jaar met 7% toe, een stijging met € 3,8 miljard in constante prijzen. In dit licht was de ontwikkeling van de werkgelegenheid nog bescheiden te noemen. De werkgelegenheid reageert altijd met vertraging op de productiegroei, maar met een volumestijging van 2% bleef de groei hier duidelijk achter bij de productiegroei. De groei van de werkgelegenheid was bovendien volledig geconcentreerd in de fexibele schil. De arbeidsinzet van uitzendkrachten en zelfstandigen is duidelijk toegenomen, maar de werkgelegenheid onder werknemers is het afgelopen jaar gemiddeld zelfs nog wat teruggelopen. Wel is ook hier een duidelijke trend te zien in de kwartaalcijfers, waar de ontwikkeling van kwartaal op kwartaal nu al meer dan een jaar verbetert. De verbeterde omstandigheden op de arbeidsmarkt komen ook tot uiting in verschillende indicatoren voor de arbeidsmarkt. Zo neemt het aantal vacatures langzaam weer toe en neemt de instroom in de werkloosheid al enige tijd sterk af. Dit betekent dat de kansen om werk te vinden in de bouw toenemen en dat de werkzekerheid van de werknemers in de bouw duidelijk is verbeterd in het afgelopen jaar. De uitstroom uit de werkloosheid is wel nog altijd een punt van zorg. Het lijkt erop dat de werkloosheid gaandeweg uit een hardere kern is gaan bestaan, waarbij de werkhervattingskansen voor de resterende groep afnemen.

Het grote verschil tussen productiegroei en werkgelegenheidsgroei in het afgelopen jaar had ook een positieve kant. De stijging van de arbeidsproductiviteit die is gerealiseerd verhoogt de winstgevendheid van de bouwbedrijven. Dit is ook hard nodig, want de winsten zijn tijdens de crisis tot zorgwekkend lage niveaus weggezakt. De winstgevendheid is in 2014 licht verbeterd en dit winstherstel zal zich over 2015 in versterkte mate hebben doorgezet. Ook hier geldt weer dat de woningbouw de beste perspectieven lijkt te bieden, waar sterke volumestijging en aantrekkende woningprijzen een gunstige omgeving bieden. Bij de infrastructuur bestaan meer zorgen over de bedrijfsresultaten en het afgelopen jaar werd ook gekenmerkt door een aantal zeer grote projecten, waar zware verliezen zijn geleden.

Vooruitzichten
Het beeld voor de komende jaren is er een van aanhoudende stevige groei. De onderliggende vraag op de woningmarkt is krachtig en de nieuwbouwproductie zal nog met enkele tientallen procenten moeten stijgen om aan te sluiten bij de demografsche groei. Dit leidt in 2016 en 2017 nog tot dubbele groeicijfers bij de nieuwbouw van woningen. De herstel en verbouw van woningen neemt komend jaar naar verwachting duidelijk minder sterk toe. Na de zeer opvallende stijging van de productie in 2015 en met het wegvallen van de btw-maatregel over geheel 2016 is een bescheiden groei hier overigens nog altijd een redelijk resultaat. Na 2016 kan de groei dan weer versnellen en met groeicijfers van rond 5% per jaar komen de productieniveaus van voor de crisis hier aan het eind van de horizon weer in beeld.

De utiliteitsnieuwbouw zal dit jaar duidelijk kunnen aantrekken. De vergunningverlening over het afgelopen jaar wijst op groei en de economie ontwikkelt zich vooralsnog gunstig. Ook zullen de investeringen in de zorgsector niet op de huidige zeer lage niveaus kunnen worden voortgezet. De zorg is en blijft een groeisector en daar zullen ook in de gebouwensector voldoende kwalitatief goede voorzieningen bij moeten passen. Ook bij de kantorensector lijkt het dieptepunt gaandeweg bereikt, zodat er geen negatieve impulsen meer vanuit deze sector zijn en er op termijn weer enige groei zal ontstaan. De meeste andere marktsectoren kennen een gezonde groei, die vooral samenhangt met aanhoudende economische groei. Hier ligt dan gelijk ook een risico voor die groei, die nu eenmaal sterk verbonden is met het algemeen economisch klimaat. Met groeicijfers van gemiddeld 3% per jaar op middellange termijn voor zowel de nieuwbouw als de herstel en verbouw zal de utiliteitsbouw de komende jaren een solide groei kunnen realiseren. Daarbij blijft het productieniveau aan het eind van de ramingsperiode nog wel achter bij het niveau dat voor de crisis werd gerealiseerd.

Bij de gww-sector is het beeld voor de komende jaren er een van gematigde groei. In 2016 en 2017 neemt de nieuwbouw nog met ongeveer 3% toe, mede onder invloed van de sterke stijging van de woningbouw en daarmee verbonden locatieontwikkeling. De groei wordt dit jaar gedrukt door teruglopende budgetten bij de rijksoverheid, maar dit wordt in 2017 naar verwachting weer rechtgetrokken. Na 2017 zet de groei van de nieuwbouw door met groeicijfers van rond de 2%. De investeringen van de rijksoverheid kunnen hierbij weer duidelijker stijgen, na de bezuinigingen die eerder op met name het wegenbudget zijn doorgevoerd. De groei van de onderhoudsproductie blijft de hele periode wat achter bij die van de nieuwbouw en ligt rond 1½% per jaar. Druk op de gemeentelijke budgetten speelt hierbij een rol. Wel zou de verbetering van de positie van de gemeentelijke grondbedrijven in samenhang met het herstel op de woningmarkt hier mogelijk wat extra ruimte kunnen bieden.

De groei voor de totale bouwnijverheid komt dan uit op 4½% in zowel 2016 als 2017 om in de jaren daarna wat terug te lopen tot gemiddeld 3% groei per jaar. Dit zijn zeer solide groeicijfers die ook uit zullen gaan boven de algehele groei van het Nederlandse bedrijfsleven. Daarmee levert de bouw ook een betekenisvolle bijdrage aan economische groei in Nederland. De totale productiewaarde van de bouwnijverheid stijgt van ongeveer € 58 miljard in 2015 naar € 72 miljard in 2021. Hiermee komen de productieniveaus van voor de crisis weer in beeld.

De bouwarbeidsmarkt zal na het aarzelende herstel in het afgelopen jaar bij het hier geschetste productiebeeld een sterke vlucht naar voren kunnen maken. Dit jaar kan de werkgelegenheid naar verwachting al met 16.000 arbeidsjaren toenemen. Daarbij zal de groei naar verwachting meer proportioneel zijn verdeeld over werknemers en zelfstandigen. Daarmee wordt in 2016 dan ook eindelijk weer een stijging van de werkgelegenheid bij werknemers gerealiseerd. De groei van de werkgelegenheid zet ook in de jaren daarna gestaag door. In totaal neemt de werkgelegenheid in de bouwnijverheid in de periode 2016-2021 naar verwachting met 70.000 fulltime banen toe. Daarmee wordt het massale werkgelegenheidsverlies tijdens de crisis dan weer bijna gecompenseerd. Hiermee dienen zich dan tevens weer heel andere uitdagingen aan voor de sector in vergelijking met de afgelopen jaren. Het tijdig kunnen aanboren van gekwalifceerde arbeid zal de komende jaren een forse opgave worden. Herintreding zal moeten worden bevorderd en de opleidingen zullen na jaren van krimp weer aantrekkingskracht moeten uitoefenen op jonge mensen.

Een belangrijke onzekerheid voor het realiseren van het productiebeeld ligt bij het ruimtelijk beleid. De motor van het herstel van de bouwsector in de komende jaren is de woningbouw. De vraag is er, maar nieuwbouw vraagt om locaties waar de woningen ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd. Steeds vaker lijkt er spanning op te treden tussen ontwikkelactiviteiten en ruimtelijke eisen die met name vanuit de provincies worden gesteld. Een beleid dat vooral stuurt op begrenzen en beperken van mogelijkheden om nog buiten het reeds sterk bebouwde gebied te kunnen ontwikkelen, zal het moeilijk maken om de hier geprognosticeerde aantallen woningen te realiseren. Ook zal het niet eenvoudig zijn om grondexploitaties in intensief bebouwd stedelijk gebied rond te krijgen en tempo te maken bij locaties waar veel omwonenden consequenties ondervinden van de bouw. Met het vervagen van de crisis zal de strijd om de ruimte weer herleven en een ontwikkelingsgericht ruimtelijk beleid zal nodig zijn om een stevige dynamiek op de woningmarkt ook in de komende jaren vast te kunnen houden.

Daarnaast is het productiebeeld voor de bouw uiteraard ook gevoelig voor het algemeen economisch klimaat. Voor dit jaar zou een plotselinge negatieve omslag van het economisch klimaat overigens beperkte gevolgen hebben voor het productiebeeld. Veel bouwactiviteiten die al zijn gestart worden alsnog voltooid, maar na 2016 zou een dergelijke terugval het beeld wel gaan raken. De utiliteitsproductie voor de marktsectoren is het meest gevoelig voor de economische groei. Bij de woningbouw geeft de sterke onderliggende vraag een robuuste basis, maar een sterke stijging van de rente zou de woningmarkt niet onberoerd laten. Hier ligt – buiten het ruimtelijk beleid – het belangrijkste risico voor de woningbouwproductie.

De onzekerheden die er zijn moeten worden onderkend, maar ze zullen het gunstige beeld wel kunnen temperen maar niet doen omslaan. Na jaren van crisis en overheidsbeleid dat juist tijdens die crisis de vraag extra heeft beperkt, is de vraag buitenproportioneel weggezakt. Dit zorgt ervoor dat krachtige groei nu het ‘midden-scenario’ vormt en matige groei al een somber toekomstbeeld oplevert. Het is hoge groei vanaf lage niveaus en het duurt naar verwachting tot het einde van dit decennium voordat de productieniveaus van voor de crisis weer in zicht komen. De verwachte ontwikkeling wordt daarmee niet minder gunstig in de komende jaren, maar deze moet wel worden geplaatst binnen de context van de sterk teruggevallen productieniveaus tijdens de crisis.

Samenvatting
De bouw liet in 2015 een zeer krachtig herstel zien. De bouwproductie groeide vorig jaar met 7%. Terwijl de economische groei werd gedrukt door een beperking van de aardgasproductie leverde de bouw juist een belangrijke bijdrage. De bouw ontwikkelde zich veel gunstiger dan het overige bedrijfsleven, nadat tijdens de crisisjaren 2008-2013 de terugval hier ook veel sterker was geweest.

De nieuwbouwproductie van utiliteitsgebouwen stabiliseerde vorig jaar, na een herstel in 2014. De nieuwbouwinvesteringen door marktpartijen, met uitzondering van die in kantoren en agrarische gebouwen, namen met de toegenomen economische activiteit nog wel toe. Het was de budgetsector waar de investeringen in nieuwe gebouwen onder druk stonden. De sterkste daling betrof de zorggebouwen waar mede als gevolg van beleidswijzigingen een krimp optrad van 15%. Bij alle overige onderdelen van de bouwproductie zette het herstel, dat in 2014 was ingezet, in 2015 krachtig door. De herstel en verbouw van utiliteitsgebouwen liet een stevige groei van 3½% zien. Het onderhoud van gebouwen groeide met 4%, wat in historisch perspectief hoog is. De gww-productie groeide met 2½%, waarbij het onderhoud achterbleef bij de investeringen. De groei deed zich vooral voor bij bedrijven, die door de toegenomen economische activiteit meer investeerden, en bij het gemeentelijk werk rond bouwlocaties. Bij het Rijk en de andere investeringen van gemeenten was in 2015 nog sprake van krimp.

De bouw in 2016
Dit jaar zet het herstel van de totale bouwproductie krachtig door. Met een productiegroei van 4½% zal de bouw opnieuw tot één van de sterkst groeiende sectoren behoren in onze economie. Het is de nieuwbouw van woningen die dit jaar opnieuw een zeer krachtige groei laat zien. De sterke toename van het aantal vergunningen in 2015 zal zich vertalen in een groei van de nieuwbouwproductie met bijna 15%. Het aantal voltooide woningen komt uit op 60.000 woningen, 10.000 meer dan in 2015. Het aantal vergunningen zal in 2016 met het herstel van de woningmarkt naar verwachting oplopen tot 80.000, mede door de noodzaak om de sterk opgelopen instroom van asielzoekers en migranten op te vangen. De herstel en verbouw van woningen profteert ook van de gunstige condities op de woningmarkt, maar de productie wordt dit jaar wel gedrukt door het wegvallen van de impuls van het lage btw-tarief.

De productie in de utiliteitsbouw trekt in 2016 weer stevig aan. De nieuwbouwproductie groeit met 4%, waarbij in de marktsector de bedrijfsruimten en logistieke gebouwen de drijvers achter dit herstel zijn. De nieuwbouw voor de budgetsectoren blijft hierbij achter. De herstel en verbouw van utiliteitsgebouwen blijft met een groei van wederom 3½% nauwelijks bij de nieuwbouw achter.

Het onderhoud van gebouwen groeit met een bescheiden 1%. Het onderhoud van woningen vertoont geen groei door het wegvallen van de impuls van het lage btw-tarief per 1 juli 2015. In navolging van het economisch herstel neemt het onderhoud van utiliteitsgebouwen wel met 3% toe.

In de gww nemen de investeringen toe met 3%. De groei komt met name vanuit de investeringen door bedrijven en de activiteiten rond woningbouwlocaties. De investeringen door het Rijk en gemeenten blijven nog onder druk staan. Het gww-onderhoud stijgt naar verwachting met 1½%.

De bouw in 2017
De totale bouwproductie zal in 2017 duidelijk toenemen. Bij de nieuwbouw van woningen worden ook in 2017 nog dubbele groeicijfers gerealiseerd. Het aantal gereedmeldingen loopt in 2017 richting 65.000. Dit aantal ligt dan nog steeds onder het aantal dat nodig is om de sterke huishoudenstoename op te vangen. De herstel en verbouw van woningen trekt aan, en vertoont een stevige groei van 5½%.

In de utiliteitsbouw zet de groei van de nieuwbouw in 2017 met 4% door, terwijl die van de herstel en verbouw afvlakt tot 3%. Per saldo neemt het totale productievolume van de utiliteitsbouw met 3½% toe.

In 2017 trekt het onderhoud van woningen met 1½% weer aan en volgt hiermee de trendmatige ontwikkeling. De groei van het onderhoud van utiliteitsgebouwen vlakt licht af tot 2½%, waarbij nog wel steeds sprake is van enige inhaalvraag. Per saldo neemt het onderhoud van gebouwen met 2% toe.

In de gww nemen de investeringen toe met 2½%. De groei vanuit de bedrijven en de woningbouwlocaties vlakt af, terwijl de rijksinvesteringen in wegen toenemen. De groei van het gww-onderhoud is met 1½% beperkter.

Orderportefeuilles in de bouw
De orderportefeuilles in de bouw zijn vanaf de zomer van 2008 na het intreden van de crisis sterk gedaald. Vooral de orderportefeuilles in de woningbouw en de utiliteitsbouw, die op dat moment op topniveaus van rond respectievelijk tien en negen maanden lagen, daalden toen snel en fors. Na een opleving in de eerste helft van 2011 daalden de orderportefeuilles verder en bereikten in de eerste helft van 2013 het dieptepunt. In 2014 trad herstel op in de woningbouw en de utiliteitsbouw, waarbij de orderportefeuilles sterk opliepen. In de gww was in het begin van dat jaar ook sprake van een opleving, maar in de zomer daalde de orderportefeuille in deze sector met een maand. In 2015 liep de orderportefeuille in de woningbouw verder op. De orderportefeuilles in de utiliteitsbouw daalden eerst en zijn nu net boven het niveau van het begin van dat jaar. De orderportefeuille in de gww daalde in de eerste maanden van 2015, maar herstelden halverwege het jaar. In de laatste drie maanden namen de orderportefeuilles hier echter weer af. Wel liep gedurende het jaar de opdrachtenvoorraad in de wegenbouw op, terwijl die in de grond- en waterbouw juist daalde.

Vooruitzichten voor de periode 2018-2021
Ook in de jaren 2018-2021 blijft de bouwproductie solide groei vertonen. Met een gemiddelde groei van 3% per jaar blijft de bouw één van de sectoren met een bovengemiddelde groei. Aanvankelijk houdt het dynamische herstel van de nieuwbouw van woningen aan. Wel vlakt de groei tegen het einde van de periode sterk af. De nieuwbouwproductie groeit gemiddeld met 6½% per jaar. Het aantal voltooide woningen ligt in deze jaren rond 75.000 woningen per jaar. Hiermee neemt de woningvoorraad aan het eind van de periode wat sterker toe dan het aantal huishoudens. De herstel en verbouw van woningen neemt gemiddeld met 3% per jaar toe.

De nieuwbouw van utiliteitsgebouwen groeit op middellange termijn met gemiddeld 3% per jaar. Het economische herstel zorgt vooral voor meer investeringen in bedrijfsruimten en door de afnemende leegstand ook voor wat herstel bij kantoren. Ook nemen de investeringen in zorggebouwen op termijn weer toe. De herstel en verbouw van utiliteitsgebouwen groeit met gemiddeld 2½% per jaar.

De groei op de onderhoudsmarkt bedraagt op middellange termijn gemiddeld 2% per jaar. Doordat het onderhoud aan woningen tijdens de crisis op peil is gebleven, is er geen extra onderhoudsinspanning. Bij utiliteitsgebouwen is wel sprake is van enige inhaalvraag.

In de gww wordt op middellange termijn bij alle opdrachtgevers een groei van de productie verwacht. De grootste bijdrage ligt bij het b&u-gerelateerde werk (ontwikkeling bouwlocaties) en de investeringen in wegen. De investeringen in waterbouwkundige werken nemen wel af. De investeringen in nieuwbouw en herstel groeien gemiddeld met 2% per jaar. De uitgaven voor onderhoud blijven hier met een groei van gemiddeld 1½% per jaar licht bij achter. Het totale productievolume van de bouwnijverheid groeit in deze periode met € 8,5 miljard en bereikt uiteindelijk een niveau dat ongeveer vergelijkbaar is met het niveau van voor de crisis.

Vooruitzichten voor de woningbouw
In 2015 is de woningbouwproductie zeer fors gestegen. Met een toename van 24% is de ontwikkeling van de nieuwbouwproductie spectaculair te noemen. Deze ontwikkeling is niet los te zien van de zeer lage productieniveaus die tijdens de crisis zijn ontstaan. Het aantal opgeleverde woningen ligt ondanks de sterke groei nog altijd maar rond 50.000 woningen per jaar. Dit steekt nog steeds schril af tegen de niveaus van 80.000 woningen per jaar die voor de crisis werden gerealiseerd en het blijft ook nog duidelijk achter bij de huishoudensgroei. Bovendien werd de woningvraag ondersteund door een duidelijk dalende hypotheekrente en een oplevende economie. Ook de investeringen bij de herstel en verbouwproductie zijn in 2015 sterk opgelopen. Deze namen in 2015 met 17% toe. Opmerkelijk is dat de voorziene sterke terugval als gevolg van het afopen van de btw-maatregel halverwege het jaar niet is opgetreden, mede als gevolg van de sterk toegenomen mobiliteit op de woningmarkt en toenemende inspanningen in het kader van duurzaamheid. Een nadere evaluatie zal nog meer licht moeten werpen op de rol van deze individuele factoren, waaronder de uiteindelijke effecten van de btw-maatregel.

Het herstel van de nieuwbouw van woningen zet dit jaar en in de komende jaren door. Ondanks de hoge groei zijn de aantallen opgeleverde woningen nog altijd laag, zowel in relatie tot de niveaus van voor de crisis als tot de huishoudensgroei, die bovendien recent nog eens extra aantrok door de toenemende stromen vluchtelingen. De sterke onderliggende vraag zal dit jaar en in de komende jaren voor hoge groeicijfers zorgen bij de woningbouw. Het aantal gereedmeldingen neemt geleidelijk toe. Pas rond 2020 is de uitbreiding van de voorraad weer in staat (rond de 75.000) om de vraag in dat jaar op te vangen. De groei van de nieuwbouwproductie komt in 2016 naar verwachting uit op 14%. Ook in 2017 en in het begin van de periode 2018-2021 blijft de groei boven 10% liggen. Hiermee blijft de nieuwbouw van woningen de motor achter de groei van de totale bouwproductie. Wel vlakt de groei aan het eind van de periode sterk af. De nieuwbouwproductie komt in 2021 uit op € 15,2 miljard (prijzen 2014), waarmee het volume door het spectaculaire herstel 2½% boven het niveau van voor de crisis uitkomt.

De herstel en verbouwproductie is in het afgelopen jaar sterk toegenomen. De investeringen stegen met maar liefst 17%. Verwacht werd dat de beëindiging van het tijdelijk verlaagde btw-tarief op herstelwerkzaamheden (medio 2015) zou zorgen voor een afnemende productie in de tweede helft van het jaar. Deze terugval werd echter sterk beperkt door dezelfde factoren die van invloed zijn geweest op de fors gestegen nieuwbouw in het afgelopen jaar. Een hogere mobiliteit op de woningmarkt, de lage rente, een stijging in de transformatie-activiteit en de impuls van het Energieakkoord op het terrein van verduurzaming zorgden er samen voor dat de effecten van de beëindiging van het verlaagde btw-tarief nauwelijks zichtbaar waren. De gevolgen zullen naar verwachting meer doorklinken in het komende jaar, waarin de productie zal groeien met 2½%. De demografsche ontwikkeling zal op middellange termijn de investeringen doen toenemen met gemiddeld 3% per jaar.

De herstel en verbouw van woningen ondervindt in 2016 nog hinder door de eerder weggevallen btw-maatregel. De naar voren gehaalde werkzaamheden remmen dit jaar de productiegroei (2½%). In 2017 trekt de groei aan tot 5½%, waarna op middellange termijn een groei van gemiddeld 3% per jaar kan worden gerealiseerd. Het productieniveau van de herstel en verbouw van woningen loopt op tot bijna € 7,8 miljard in 2021, wat ongeveer 10% ligt onder het niveau van vlak voor de crisis.

Vooruitzichten voor de utiliteitsbouw
Nadat de utiliteitsbouw in 2014 voor het eerst sinds het uitbreken van de crisis een stevige groei realiseerde, vertraagde de groei in 2015 tot 1%. De nieuwbouw stabiliseerde. Alleen de herstel en verbouw profteerde van het economische herstel en groeide met 3½%. Binnen de nieuwbouw groeiden de investeringen vanuit de marktsector met uitzondering van kantoren en agrarische gebouwen. De sterkste daling betrof de zorggebouwen waar door de beleidswijzigingen aan het begin van het jaar capaciteit overbodig werd.

In 2016 trekt de groei in de utiliteitsbouw aan. De totale utiliteitsbouwproductie zal naar verwachting met 4% toenemen. De investeringen in bedrijfsruimten en logistieke gebouwen nemen in navolging van de aantrekkende economie krachtig toe en aan de sterke terugval van de investeringen in nieuwe zorggebouwen komt dit jaar een eind. De nieuwbouw van utiliteitsgebouwen groeit dit jaar met 4%. De herstel en verbouw blijft hier met een groei van 3½% nauwelijks bij achter.

Zowel in 2017 als in de jaren 2018-2021 zet dit beeld zich voort. De nieuwbouw van utiliteitsgebouwen neemt in 2016 met 4% toe en vlakt hierna af tot gemiddeld 3% per jaar. Het is vooral de marktsector die door de toegenomen economische activiteit hier meer gaat investeren. De leegstand van kantoren loopt terug door een aantrekkende vraag en transformatie van leegstaande gebouwen en er ontstaat weer groei van de nieuwbouw van kantoren. Ook nemen de investeringen in zorggebouwen op termijn weer toe. Bij de herstel en verbouw van utiliteitsgebouwen is de productiegroei beperkter. Deze groeit op middellange termijn met 2½% per jaar. De totale utiliteitsbouw bereikt in 2021 een productievolume van bijna€ 17,8 miljard (prijzen 2014), wat € 1,3 miljard lager ligt dan voor de crisis (2008).

Vooruitzichten voor het onderhoud van gebouwen
Het onderhoud van gebouwen groeide in 2015 met 4%. Zowel het onderhoud van woningen als van utiliteitsgebouwen lieten een in historisch perspectief hoge groei zien. Naast de btw-maatregel tot 1 juli 2015 droeg de toename van inkomens en het herstel van de woningmarkt bij aan de groei van het onderhoud van woningen van 4%. Met het aantrekken van de economische groei trok ook het onderhoud van utiliteitsgebouwen aan. Het onderhoud van utiliteitsgebouwen groeide met 3½%.

In 2016 zal de groei van het totale onderhoud van gebouwen naar verwachting terugvallen naar 1%. De oorzaak hiervan ligt bij het onderhoud van woningen, waar door het wegvallen van de impuls van de tijdelijke btw-maatregel per 1 juli 2015 de onderhoudsproductie dit jaar wordt gedrukt. Naar verwachting zal het onderhoud van woningen dit jaar stabiliseren. Bij de aanhoudende economische groei kan het onderhoud van utiliteitsgebouwen dit jaar toenemen met 3%.

Vanaf 2017 trekt de groei van het totale onderhoud van gebouwen aan tot 2%. In 2017 en in de jaren 2018-2021 neemt het onderhoud van woningen jaarlijks met 1½% toe. Doordat het onderhoud van woningen tijdens de crisisjaren door de tijdelijke btw-verlaging op peil is gebleven, zijn tijdens deze jaren geen extra onderhoudsinspanningen noodzakelijk en volgt het onderhoud de trendmatige groei. Bij het onderhoud van utiliteitsgebouwen is tijdens de crisis wel een onderhoudsachterstand opgelopen, waardoor vanaf 2017 met een jaarlijkse groei van 2½% wel sprake is van een zekere inhaalslag.

In 2021 komt het productievolume van het onderhoud van gebouwen uit op ruim € 11,4 miljard (prijzen 2014). Dit niveau ligt € 2,6 miljard boven het niveau van voor de crisis (2008).

Vooruitzichten voor de gww
Na een sterke krimp in 2012 en 2013 van in totaal 13% is in 2015 de gww-productie voor het tweede achtereenvolgende jaar met 2½% gegroeid. De nieuwbouw en herstel van infrastructuur nam in 2015 met 3½% toe. Het economische herstel stimuleerde de investeringen van bedrijven en ook de nieuwbouw van woningen zorgde voor meer grondwerkzaamheden.

Voor 2016 wordt voor de totale gww verder herstel verwacht met een groei van 2%. De invloed van het economisch herstel en de sterke groei van de nieuwbouw van woningen houdt aan, maar de rijksinvesteringen zullen in 2016 onder invloed van eerdere bezuinigingen nog wel afnemen. Ook bij de gemeenten blijven de uitgaven in 2016 onder druk staan. De groei van de nieuwbouw en herstel vlakt af tot 3%, terwijl het onderhoud met 1½% blijft groeien. Vanaf 2017 komen de rijksinvesteringen op een hoger niveau, vooral door toenemende uitgaven aan wegen. Wel lopen de waterbouwkundige investeringen de komende jaren terug. De gww-investeringen nemen in 2017 met 2½% toe, maar nemen op middellange termijn door de afnemende groei van de nieuwbouw van woningen en de aanhoudende druk bij decentrale overheden op de fnanciële mogelijkheden af tot gemiddeld 2% per jaar. De onderhoudsproductie groeit op de middellange termijn naar verwachting met gemiddeld 1½% per jaar. In 2021 bereikt de gww-productie het niveau van bijna € 17 miljard (prijzen 2014), wat € 0,8 miljard boven het niveau van voor de crisis (2008) ligt.

De bouw regionaal
De regionale ontwikkeling van de bouwproductie wordt bepaald door specifeke regionale kenmerken van de bevolkingsomvang en -opbouw, de samenstelling van de werkgelegenheid en de samenstelling van de gebouwenvoorraad. De bouwproductie in de meeste provincies ontwikkelt zich binnen een redelijke bandbreedte rondom de landelijke groei. De verschillen in ontwikkeling tussen de provincies worden vooral veroorzaakt door de woning- en utiliteitsbouw. De verschillen bij het onderhoud en de gww lopen minder sterk uiteen.

De bouwproductie ontwikkelde zich in 2015 vooral in de provincies Friesland en Zuid-Holland gunstiger dan de landelijke ontwikkeling, omdat naast een sterke groei van de woningbouw vooral de utiliteitsbouw hier sterker groeide. In Overijssel, Zeeland en ook overig Zuid-Nederland bleef de productiegroei achter. In Zeeland trok de woningbouw wel sterk aan, maar door een sterke daling van de utiliteitsbouw bleef de productiegroei hier beperkt. In Overijssel, Noord-Brabant en Limburg bleef vooral de woningbouw achter bij de landelijke ontwikkeling. In geen van de provincies trad een daling van de woningbouwproductie op. Naast Friesland, Zuid-Holland en Limburg daalde in iedere provincie de utiliteitsbouw. Bij het onderhoud en de gww realiseerden alle provincies een productiegroei.

Voor 2015 is het beeld voor Friesland en Zuid-Holland minder gunstig. Door een terugval in de utiliteitsbouw blijft de groei van de totale bouwproductie achter bij de landelijke ontwikkeling. Ook in Groningen en Overijssel neemt de utiliteitsbouw af. Het zijn nu de provincies Utrecht en Flevoland die een sterkere groei zullen gaan realiseren door een sterk aantrekkende utiliteitsbouw. Alle provincies zullen op de onderdelen woningbouw, onderhoud en gww dit jaar naar verwachting een productiegroei realiseren.

De arbeidsmarkt in de bouw
In 2015 nam de bouwgerelateerde werkgelegenheid, na zes jaar van onafgebroken daling, toe met 7.000 arbeidsjaren. Het waren de zelfstandigen en uitzendkrachten waarvan het arbeidsvolume toenam. Ondanks de forse productiegroei nam de werkgelegenheid van werknemers vorig jaar nog wel verder af met 2.000 arbeidsjaren. Bedrijven vingen de hoge productiegroei op door een verhoging van de arbeidsproductiviteit en de inzet van fexibele arbeid. Sinds het uitbreken van de crisis is het werkgelegenheidsverlies van werknemers opgelopen tot 88.000 arbeidsjaren. Bij de sterke productiegroei van 7% en een relatief beperkte werkgelegenheidsgroei van 2% realiseerde de bouw het afgelopen jaar een sterke productiviteitsverbetering.

De werkgelegenheid in de bouw trekt dit jaar krachtig aan. Bedrijven nemen in 2016 ook weer vast personeel aan. De werkgelegenheid van werknemers neemt toe met 3½% en die van zelfstandigen met 5%. Het arbeidsvolume van uitzendkrachten blijft stabiel. In 2016 ligt de totale werkgelegenheidsgroei iets lager dan de productiegroei, waarbij de arbeidsproductiviteit iets toeneemt.

Ook in 2017 blijft de bouwgerelateerde werkgelegenheid krachtig groeien (3½%). Het arbeidsvolume van zelfstandigen trekt met 4½% iets harder aan. Ook op middellange termijn houdt de werkgelegenheidsgroei aan. In de periode 2018-2021 vlakt de groei van de totale werkgelegenheid in de bouw af tot gemiddeld 2% per jaar. Het totale arbeidsvolume komt in 2021 uit op 476.000 arbeidsjaren, hetgeen 5.000 arbeidsjaren onder het niveau van vlak voor de crisis ligt.

De komende jaren is een forse instroom van arbeidskrachten noodzakelijk. Dit is niet alleen nodig om de arbeidsvraag op te vangen, maar is ook nodig voor vervanging van mensen die vanwege pensionering of arbeidsongeschiktheid de bouwsector defnitief uitstromen. Het aantal leerlingen dat een bouwopleiding volgt, is sinds het uitbreken van de crisis fors afgenomen en is voor de komende jaren niet toereikend om in de benodigde instroom te voorzien. Extra inspanning is op dit vlak vereist om de instroom vanuit de bouwopleidingen te
verhogen. Door versobering van de uittredingsmogelijkheden en verhoging van de pensioneringsleeftijd wordt het arbeidspotentieel van ouderen langer benut. De natuurlijke uitstroom is hierdoor de komende jaren lager, maar het levert ook bijzondere uitdagingen op die zijn verbonden met de veroudering van het personeelsbestand in deze categorie.

Onzekerheden
Hiervoor zijn de verwachte ontwikkelingen beschreven voor de verschillende onderdelen van de bouwproductie en de werkgelegenheid. Hierbij is er vanuit gegaan dat het herstel dat zich in 2015 heeft ingezet, in 2016 en de hierop volgende jaren zal doorzetten.

Voor de korte termijn zijn de onzekerheden relatief beperkt. De duidelijk toegenomen vergunningafgiften in de woningbouw en de stijgende orderportefeuilles in de woning- en utiliteitsbouw zullen dit jaar voor extra productiegroei zorgen. Een omslag in het economisch klimaat en in het bijzonder een (sterke) stijging van de rente zou het beeld na 2016 wel duidelijk kunnen afremmen. Deze onzekerheden moeten worden onderkend. Wel lijkt een stijging van de risicovrije rente niet direct te hoeven neerslaan in hogere hypotheekrentes,
maar bij aanhoudende rentestijging zal dit uiteraard wel het geval zijn. Met name de woningmarkt is gevoelig voor de renteontwikkeling.

De grootste risico’s voor de woningmarkt lijken op middellange termijn echter niet te liggen bij de vraag, maar bij de aanbodmogelijkheden die het ruimtelijk beleid biedt. Het tijdig kunnen beschikken over voldoende ontwikkellocaties is in drukgebieden in ons land een belangrijke uitdaging. Als dit niet tijdig en in voldoende mate wordt gerealiseerd, dan zal de woningbouw minder sterk groeien dan hiervoor is geschetst.

Ten slotte zal de bouwsector ook de vereiste arbeidscapaciteiten moeten organiseren om de productie te kunnen realiseren. Met een benodigde groei van ongeveer 70.000 arbeidsjaren in de komende zes jaar ligt hier nog een stevige opgave.

Het rapport “Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2016” kunt u bestellen via de website van EIB

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB)