Gouden Wissel

Foto: Ivo Ketelaar

Kees Aling in gesprek met Bart Smolders, directeur asset management ProRail

Bart Smolders is sinds 1 januari 2011 directeur asset management bij ProRail. En aangezien ProRail de grootste klant van Verebus is, werd het de hoogste tijd voor een goed gesprek tussen Bart Smolders en Verebus-directeur Kees Aling.

Kees Aling in gesprek met Bart Smolders

Foto: Verebus Engineering

Kees: Bart, wat is asset management in jouw definitie?

Bart: Simpel gesteld verstaan wij daaronder dat we van alle infra­objecten (seinen, wissels, overwegen, etc) weten wat het gebruik is, wat de staat van onderhoud is en wat het storingsniveau is. Met die kennis verbeteren we continu en zorgen dat we de juiste infra hebben liggen voor het verwachte en toekomstige gebruik. Plus dat we de prestatie/kosten in beeld hebben. Dat maakt ook dat wij fors aan het investeren zijn in datamanagement en tekeningenbeheer, omdat dat de motor is van de asset management­verbetering.

Hoe meet je de effectiviteit van je asset management.

Wat zijn je Key Performance Indicators?

We sturen op prestaties die belangrijk zijn voor onze klanten en daarachter de reizigers en verladers. Dat zijn prestaties op het gebied van veiligheid, duurzaamheid, betrouwbaarheid en beschikbaarheid, alles tegen acceptabele kosten. Deze prestaties monitoren we specifiek per object, per technisch systeem, per geografische corridor en per concessiegebied. Daarnaast benchmarken we ons veiligheidsniveau periodiek met andere asset managers in de railindustrie.

Hoe zie jij de toekomst en bij welke van deze vijf KPI’s verwacht je de grootste uitdaging?

We gebruiken in Nederland de infrastructuur van het spoor zo’n 30 à 35 procent. Dat vind ik laag. Ik wil dat die benutting omhoog gaat en parallel de robuustheid van de prestaties verbetert. Oftewel dat we minder dippen hebben in de uitvoering van de treindienst. Iedere reiziger, vervoerder en verlader onthoudt steeds de laatste dip. Die emotie onthouden mensen en maakt de negatieve beeldvorming over de prestatie van de treindienst. Met minder grote verstoringen komen er meer reizigers en dat is goed voor de spoorsector, de mobiliteit van Nederland en het milieu. Wij hebben dat vormgegeven in onze strategie van Robuuster Spoor, ons leidende principe voor de komende decennia. In dat principe onderscheiden we een aantal hoofdstromen: het ontwerp van de infralayout, het bijbehorende logistiek plan, meer robuuste en gestandaardiseerde assets, snel herstel van storingen en van bijsturing naar besturing.

Wissels zijn een mooi symbool voor de complexiteit van onze netwerk. De 7.500 wissels zijn niet allemaal even nodig zijn voor de dienstregeling. Het is mijn ambitie de wissels die echt niet nodig zijn voor de dienstregeling zoveel mogelijk weg te halen en tegelijkertijd de betrouwbaarheid van de belangrijke wissels te vergroten. Dit hele proces geven we uiteraard vorm in nauwe samenwerking met onze ketenpartners en stakeholders.

Het Gouden Wissel-principe…

Inderdaad. Sommige wissels zijn zo cruciaal voor de presta­ties van het netwerk dat ze altijd goed moeten functioneren. Sowieso zijn wissels erg bepalend voor de prestaties van het totale netwerk. Aan iedere wissel zit beveiliging, besturing en onderhoud. Iedere wissel kan tot een kruisende beweging leiden en geeft dus een verhoogd botsrisico. Als je een wissel weghaalt, reduceer je ook automatisch de kans op botsen. Kortom, als we een robuuster en efficiënter netwerk willen, moeten we de complexiteit eruit halen. Maak het standaard en simpel.

Als je een wissel weghaalt, kan hij ook niet storen

ProRail maakt een kanteling van “baas van de spoor-wegen” en leider van wat er op het spoor gebeurt, naar inframanager die namens de overheid infrastructuur ter beschikking stelt aan marktpartijen.

Het is een manageriële uitdaging om aan de ene kant onze klantgerichtheid te verbeteren, maar aan de andere kant veel meer aanbodgestuurd te worden. Kijken wat goed is voor de stabiliteit en de ritmiek van het netwerk en dan ook echt harde keuzes maken om op een andere wijze de behoefte van de klant op te lossen. Dat is een behoorlijke slag. Als we de complexiteit kunnen reduceren, kunnen we al onze energie en middelen richten op onze cruciale assets.

Dat netwerk is ooit aangelegd met het idee dat je ieder spoor vanaf ieder ander spoor moet kunnen berijden en ook nog in twee richtingen.

Inderdaad is het spoor ontworpen om van overal naar nergens te rijden. Met de toenemende drukte op het spoor is dat gelijk de achilleshiel: het is té complex. Onlangs hadden we een brandmelding in de Schipholtunnel. In een uurtje zag je het hele vervoersysteem instabiel worden tot aan Utrecht toe. We moeten zo’n verstoring beter kunnen isoleren en voorkomen dat deze zich als een olievlek over het hele land uitbreidt. Dat doen we door het netwerk robuuster te maken aan de hand van het ESSA­principe: Elimineren, Simplificeren, Standaardiseren, Automatiseren.

Het betekent dat we veel meer gaan sturen op maximale flow van het netwerk: als we een kleine vertraging zien, die zo snel mogelijk terugbrengen en in het systeem laten uitdempen.

Dus actief ingrijpen op treinbewegingen om de totale flow te optimaliseren. Bart, iets heel anders: wij werken heel vaak ‘s nachts om samen met de aannemer de treinbeveiligingsinstallaties die we ontwerpen te kunnen vrijgeven. De tijd die daarvoor beschikbaar is, wordt steeds kleiner. Het aanvragen van een meerdaagse buitendienststelling is vrijwel onmogelijk. Hoe zie jij dat?

In baanvakken waar de frequentie nog verder omhoog moet, zal dat werk in de nachtgaten moeten gebeuren. ProRail rea­liseert zich dat dat dilemma’s oplevert zoals het voorhanden hebben van voldoende arbeidskrachten en de invulling van goed werkgeverschap. Op minder drukke trajecten zullen we ook slots overdag moeten creëren Maar daar zit ook een fundamenteler principe onder: Met een reductie in complexi­teit worden al die handelingen simpeler en is er uiteindelijk minder tijd nodig om aan het spoor te werken. Op den duur merkt de reiziger dat hij een stabielere prestatie krijgt tegen minder belastinggeld.

Welke rol is in dat hele proces weggelegd voor externe partijen als aannemers en ingenieursbureaus?

We doen het samen met onze partners in de keten. Van een ingenieursbureau verwachten we ook dat zij hun ideeën en innovatiekracht naar ons terugkoppelen, zodat wij vanuit jullie expertise samen dingen kunnen verbeteren.

Helder. Wat ik daarvan kan zeggen is dat wij zien dat ProRail zich echt zo opstelt. Dat geeft ons vertrouwen en zorgt dat we kunnen investeren in onder meer de opleiding van nieuwe ingenieurs. In Nederland heb je een pool van treinbeveiligingskennis nodig. Wij investeren daarin omdat ProRail ons het vertrouwen geeft dat dat zal renderen.

Het is een mooie business en een echte uitdaging om steeds verder te innoveren.

Heb je een leuke baan?

Enorm. Het is mooi om met vakmensen continu te verbeteren. Soms betekent dat ook pijnlijden, want de maatschappij wil altijd meer dan wij kunnen leveren. Daarom is goed aangeven wat wel en (nog) niet kan zo belangrijk. Het wenkend perspec­tief is om de businesscase ‘spoor’ positief te maken. Er gaat veel geld in om, maar er moet ook veel belastinggeld bij. Het lijkt mij dat het mogelijk moet zijn om het spoor rendabel te maken, zeker als de reizigers tevreden zijn, het aantal reizigers verder groeit en de benutting van de infrastructuur omhoog gaat. Dat is waar ik naar streef.

Dit interview is eerder gepubliceerd in Update 4 (december 2011) van Verebus Engineering

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Profiteer nu van de introductieaanbieding voor € 10,- per maand.

Bekijk de aanbieding

Auteur: Redactie Infrasite

Bron: Verebus Engineering

Gouden Wissel | Infrasite